Onze marter(pr)achtigen
Dat het sommige diersoorten niet bepaald voor de wind gaat, moet je niet aan een marterachtige vertellen. Zij weten als geen ander hoe het is om door de mens gehaat en weggejaagd te worden en om in uitdrukkingen als ‘vettigen das’ of ‘bange wezel’ met negatieve menselijke eigenschappen te worden geassocieerd. Oké, marterachtigen durven al eens een autokabel kapot te bijten of ’s nachts het kippenhok leeg te roven. En ja, sommige ruiken niet echt fris en zijn eerder schuchter van aard. Maar wat zou het onbeleefd zijn volledig af te gaan op een eerste indruk. Laat ons daarom onze marterachtige vrienden – zelfs de grootste kippenrovers en autovernielers – wat beter leren kennen.
De familie van de marterachtigen (Mustilidae) omvat ongeveer 60 soorten, die over de hele wereld – behalve op Antarctica – voorkomen. Het zijn typisch kleine, nachtactieve zoogdieren, die met hun scherpe tanden voornamelijk vlees eten. De meeste marterachtigen hebben korte poten onder een langwerpig lichaam, een dikke huid en anale geurklieren: daarmee verspreiden ze een sterke geur om hun territorium af te bakenen en een partner te lokken. In België kan je met een flinke portie geluk acht soorten marterachtigen tegen het lijf lopen. Vier daarvan zijn vrij algemeen en kan je ’s nachts zomaar op straat tegenkomen: de bunzing, wezel, hermelijn en steenmarter. Een vijfde marterachtige, de das, is zeldzamer en krijg je een pak moeilijker te zien. De overige drie soorten zijn erg zeldzaam: de boommarter, Europese otter en (de uitheemse) Amerikaanse nerts.
De bunzing
Deze kleine, overwegend bruin-zwarte marterachtige is eenvoudig te herkennen aan het grijswitte kopmasker en de witte oorranden. De bovenvacht van het dier bestaat uit dikke zwarte dekharen, terwijl de ondervacht eerder geel(wit) of lichtbruin is. Die lichtere vacht creëert ’s zomers enkel een gele schijn op de flanken, maar komt in de winter over het hele lijfje door de donkere bovenvacht heen. Daardoor is de bunzing ’s winters lichter gekleurd en dikker van vacht. Overdag laadt het dier de batterijen op in dagrustplaatsen om ’s nachts met hernieuwde energie kleine zoogdieren, zoals ratten en muizen, maar ook vogels, eieren en amfibieën te vangen en op te peuzelen.
De wezel
De wezel – in de volksmond soms ‘muishond’ of ‘rennende sigaar’ – is onze kleinste marterachtige en tevens het kleinste roofzoogdier op aarde! Het hele jaar door heeft de soort een roodbruine bovenzijde, witte onderzijde en volledig roodbruine staart. Dankzij het lang en lenig lichaampje kan de wezel zijn goede reukzin achterna gaan door de kleinste ondergrondse gangen op zoek naar lekkere maaltijden. Op het menu staan vooral woelmuizen, maar ook ratten, mollen en eieren verdwijnen al eens in de kleine wezelmaag. Om de omgeving te scannen op een lekkere snack of op gevaar, gaat de wezel op de achterpoten staan met het lichaam rechtop en kijkt om zich heen. Dat gedrag noemt men ‘kegelen’.
De hermelijn
Vooral in de zomer is de hermelijn niet gemakkelijk van de wezel te onderscheiden: beide soorten kegelen en hebben een roodbruine bovenzijde, witte onderzijde en roodbruine staart. Toch zijn er enkele duidelijke verschillen. Zo is de hermelijn – zoals de Duitse soortnaam al verklapt (‘Großes Wiesel‘ of ‘grote wezel’) – groter dan de wezel. Daarnaast is de scheidingslijn tussen de roodbruine bovenzijde en witte onderzijde van de hermelijn recht en niet onregelmatig, zoals bij de wezel. Bovendien heeft de hermelijn een zwarte staartpunt en wordt ze in de winter – met uitzondering van die staartpunt – vaak volledig wit. Dit verkleuren noemt men ‘ruien’ en heeft onder andere als voordeel dat de hermelijn beter gecamoufleerd is in de witte sneeuw. Het mooie, warme, witte winterkleed van de hermelijn werd in de Middeleeuwen gebruikt om koninklijke mantels en schilden te versieren.
Links: de wezel, midden: de hermelijn in zomervacht, rechts: de hermelijn in wintervacht
De steenmarter
Tijd voor een iets grotere marterachtige: de steenmarter – of het fluwijn. De soort is ongeveer zo groot als een kat en heeft een grijsbruine vacht. Een witte keelvlek is uitgesmeerd over beide voorpoten en op de kop met vleeskleurige neus staan twee kleine oren. De steenmarter is geen kieskeurige eter: zijn menu gaat van ratten, muizen en kleine vogels tot zelfs eieren en wespenbroed. Zoals de soortnaam suggereert leeft de steenmarter voornamelijk in steenachtige omgevingen, zoals steden, waar hij wel eens schade-, geluids- en geurhinder durft te veroorzaken . Lawaai op zolder, gestolen kippen en kapot gebeten autokabels zijn veel voorkomende problemen. Zit je met een steenmarter in huis, probeer dan toegangswegen op te sporen en te dichten, en in de tuin een nieuwe verblijfplaats, zoals een grote houtstapel, voor het dier te creëren.
De auto- en kippenmarter
Steenmarters zijn territoriale dieren. Tijdens de paartijd (maart-juli) bereikt het territoriaal gedrag een hoogtepunt: heel wat objecten in hun omgeving, zoals bijvoorbeeld auto’s, worden gemarkeerd met geursporen. Wanneer een auto uit het territorium van de ene steenmarter naar dat van een andere gaat, zal die andere denken dat er een concurrerende steenmarter in zijn gebied zit. Als reactie daarop kan het zijn dat het dier auto-onderdelen stuk begint te bijten – iets waarmee de eigenaar begrijpelijk niet kan lachen. Net zoals de automarter, zal de kippenmarter ook zelden als lievelingsdier opgeschreven worden in een vriendenboekje. Steenmarters durven wel eens een kippenhok leeg te roven – kip en ei inbegrepen. In principe eten ze geen kippen en zijn ze eerder uit op de eieren. Maar als ze in paniek raken, lokken de kippen een jachtreactie uit bij de marter, waarna ze het zelden kunnen navertellen…
De das
De das is onze zwaarste en misschien wel mooiste marterachtige. Het dier heeft een korte staart en een gedrongen lichaam, waardoor hij ooit verkeerdelijk tot de familie van de beren werd gerekend. Opvallend is de witte kop met zwarte banden over de ogen en witte randen op de zwarte oren. Het lichaam is overwegend zwart-grijs met op de rug en flank een vuilwitte doorschijnende ondervacht. Met zijn korte poten en lange nagels, graaft de das een burcht van ondergrondse gangen en kamers, waarin hij overdag verblijft. Voor een ontmoeting met dit mooie dier, moet je bij valavond op stap. Dan verlaat de das de burcht om met zijn neus over de grond te schuifelen op zoek naar langzaam bewegende prooidieren, zoals wormen, en plantaardig materiaal, zoals vruchten en noten – hij jaagt dus niet actief op prooien. In Vlaanderen maak je in Limburg het meeste kans op een dassenontmoeting.
De boommarter
Ze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden, maar in tegenstelling tot de veel minder zeldzame steenmarter, heeft de boommarter – of edelmarter – een chocoladebruine vacht, langere oren, een roomkleurige keelvlek, die niet doorloopt tot op de voorpoten, en een bruine neus. De soortnaam van de boommarter onthult meteen een opmerkelijk eigenschap van de soort: het is een uitstekende klimmer, die zich zeer snel in boomkruinen kan verplaatsen. Daarnaast maakt het dier een nest in boomholtes en heeft het een speciaal heupgewricht waardoor het op boomstammen recht naar beneden kan lopen. Een uitgesproken bosbewoner, dus!
Links: de steenmarter, rechts: de boommarter
De Europese otter
Deze zeer zeldzame marterachtige is overwegend bruin met een lichtere buik. Dankzij de zwemvliezen tussen zijn tenen voelt de Europese otter zich in rivieren, beekjes en moerassen als een vis in het water. Bovendien kan hij zijn oren en neusgaten volledig afsluiten bij het duiken. De Europese otter is verzot op vis, zoals forel en stekelbaars, en schaaldieren, maar kan een vogel of klein zoogdier ook wel pruimen. In de jaren ’80 stierf de soort door jacht en habitatverlies uit in Vlaanderen. Na dertig jaar, in 2017, was er in Vlaanderen opnieuw een broedgeval van de Europese otter! In de Scheldevallei werd een jong dier waargenomen en een broedplaats ontdekt. Ook op andere plaatsen worden tegenwoordig otters gespot, zoals in de Durme- en Moervaartvallei en in het Mechelse Blaasveldbroek. Een duidelijk teken dat de waterkwaliteit en de natuur er op sommige plaatsen al aardig op vooruitgaat. Toch is er nog heel wat werk aan de winkel om de natuur ook op andere plaatsen te herstellen en de otter het ook daar naar zijn zin te maken. Omdat heel wat andere soorten als het ware kunnen schuilen onder de paraplu aan beschermmaatregelen voor de Europese otter, wordt de otter een paraplusoort genoemd.
De Amerikaanse nerts
De Amerikaanse nerts of mink is de enige exoot in dit lijstje van Belgische marterachtigen. Wat de lichaamsbouw betreft, is het dier het best te vergelijken met de bunzing. Behalve een kleine, witte kinvlek is de Amerikaanse nerts volledig donkerbruin tot zwart van vacht. De soort leeft typisch op rivieroevers en in moerasgebieden en eet voornamelijk vis. De associatie met water verklaart de kleine zwemvliezen tussen de tenen. De Amerikaanse nerts wordt als invasieve exoot beschouwd omdat ze inheemse fauna, zoals bunzings en woelratten, negatief zou beïnvloeden.
Links: de Europese otter, rechts: de Amerikaanse nerts
Verkeer(de) recordhouder
Voor heel wat marterachtigen vormt een aanrijding door een auto de voornaamste onnatuurlijke doodsoorzaak. In de periode 2010-2020 vonden 3695 steenmarters, 2610 bunzings, 293 dassen, 234 wezels, 187 hermelijnen en 79 boommarters de dood op onze Belgische wegen… Bovendien liggen die aantallen allicht nog een pak hoger, aangezien niet alle aanrijdingen worden geregistreerd. De cijfers zijn misselijkmakend, maar op zich niet onlogisch als je weet dat België met 5 km weg per vierkante kilometer het dichtste wegennet van Europa heeft. Een trieste eerste plaats… Gelukkige ondernemen natuurorganisaties actie. Via het online platform 'waarnemingen.be' roepen de Vlaamse Overheid en Natuurpunt op om verkeersslachtoffers te melden. Op die manier hopen ze de gevaarlijkste punten op onze Belgische wegen te ontdekken en er maatregelen te kunnen invoeren.