Welke kikkers leven er in onze natuur?
Kermit de Kikker is veruit de bekendste, maar tot welke soort behoort die groene grapjas eigenlijk? En komt hij ook in België voor? We lijsten hieronder alle inheemse kikkersoorten – en twee opdringerige exoten – voor je op!
Kikker of pad?
Als we de padden meetellen, dan leven er in ons kikkerlandje – pun intended – maar liefst vijftien verschillende soorten. Alleen zijn padden geen échte kikkers: ze vallen wel onder de orde van de kikkers (Anura), maar niet onder de familie van de kikkers (Ranidae). Bovendien kan je een pad ook makkelijk onderscheiden van een rasechte kikker: zijn lichaam is wat lomper gebouwd, zijn achterpoten zijn een stuk korter en zijn droge huid is bedekt met wratten.
Voor deze opsomming laten we de padden dus even buiten beschouwing en richten we onze blik enkel op die slanke kwakers met hun gladde, glibberige huid en hun lange, gespierde achterpoten.
Vijf kikkers van bij ons
Een volledig effen groen gekleurde kikker zoals Kermit kennen we in België eigenlijk niet. Onze kikkersoorten hebben altijd een groene of bruine tint, voorzien van een donkere tekening. Er zit best veel variatie in de kleur en de patronen op hun huid, dus als ze niet te snel wegspringen, kan je ze redelijk makkelijk van elkaar onderscheiden.
Bruine kikker
De bruine kikker is met zijn afwijkende kleur de minst opvallende van de bende, maar tegelijk ook een van de meest voorkomende amfibieën in België. Met een forse lengte van zo’n 11 centimeter behoort de bruine kikker eveneens tot de grootste kikkersoorten in ons land, en hij kan tot tien jaar oud worden. Zijn rug is bezaaid met donkerdere, bruine vlekken en ook onder zijn oog zit zo’n donkere vlek. Zijn gestreepte poten zien er best exotisch uit.
Je vindt de bruine kikker zowat overal, zolang de bodem maar vochtig is. Net als padden houden ze meer van het leven op het land dan in het water. Misschien zie je er ook wel eentje in een dichtbegroeid hoekje van je tuin of op je composthoop opduiken? De bruine kikker is trouwens het eerste amfibie dat uit zijn winterslaap ontwaakt – doorgaans rond eind februari – en vervolgens de reis aanvat naar zijn voortplantingspoel. Opgelet, want in deze periode durven bruine kikkers weleens met een hele groep midden op de weg samen te scholen! Heel wat bruine kikkers overwinteren echter op de bodem van hun toekomstige voortplantingspoel, wat hen die gevaarlijke trip bespaart. Cool!
Europese boomkikker
Dit kleine, grasgroene kikkertje wordt tussen zijn buik en zijn rug als het ware in tweeën gesneden door een donkere streep, die van zijn snuit tot zijn achterste loopt. Die felle kleur kan onder invloed van stress trouwens veranderen naar geel, donkergroen of bruin. Veel groter dan vijf centimeter wordt hij niet. Dankzij de hechtschijfjes op zijn vingers en tenen is hij perfect uitgerust om op boomwortels, in struikgewas en op houtstapels te klimmen. Het slijmlaagje dat zijn buik afscheidt, zorgt ervoor dat hij extra goed blijft plakken.
De boomkikker is gek op water en – een beetje atypisch voor een kikker – de zon. Overdag kan je hem dan ook lekker soezend met zijn ogen dicht op een blad of tak zien zonnebaden. ’s Nachts is hij dan weer klaarwakker en gaat hij op jagerspad. Wist je trouwens dat alleen de mannetjes kwaken? Je kan ze tot op meer dan een kilometer afstand horen!
Zijn uiterlijk mag dan exotisch aandoen, toch is dit echt een kikker van hier, al heeft hij wel moeten vechten om te overleven. Het heeft niet veel gescheeld of de Europese boomkikker was twintig jaar geleden volledig uitgestorven in onze contreien.
En ook vandaag nog komt hij slechts in heel specifieke gebieden voor, zoals het Zwin in Knokke-Heist en het Maasdal in Maasmechelen. Dankzij de inspanningen van Natuurpunt kan de populatie boomkikkers in Vlaanderen zich weer stilletjes aan herstellen.
Bastaardkikker (of middelste groene kikker)
Deze jongen zal je vooral herkennen aan zijn typische, luidruchtige gekwaak. Ga maar eens op een zwoele zomeravond wandelen langs een vijver of poel: hoe warmer de lucht tijdens de voortplantingstijd, hoe luider de paarkoren van de bastaardkikker van zich laat horen. Eens je hem in het vizier hebt, valt zijn groene huid voorzien van ronde, zwarte vlekken meteen op, net als zijn wit met bruin of grijs gemarmerde buik en zijn witgrijze kwaakblazen. Je zal de bastaardkikker meestal in de buurt van water aantreffen, al gaat hij na een malse regenbui ook graag eens jagen op het land.
In het verleden was de bastaardkikker de leverancier van een Belgische delicatesse die je tegenwoordig nog zelden op een menukaart aantreft. Juist ja … kikkerbillen! Gelukkig is hij vandaag een beschermde soorten mag hij dus niet meer gevangen te worden. Maar eigenlijk heeft de bastaardkikker zijn bestaan net te danken aan die vreemde culinaire lekkernij. Hij ontstond immers uit een hybride kruising tussen de kleinere poelkikker en de forse meerkikker, een invasieve exoot met stevige billen, die de poelkikker aan een gestaag tempo aan het wegconcurreren is.
Poelkikker (of kleine groene kikker)
De poelkikker is met een lengte van 4 tot 6 centimeter de kleinste van de drie soorten groene kikkersdie in België voorkomen – waaronder ook de bastaardkikker en de meerkikker – en is niet zo eenvoudig van de andere twee te onderscheiden. Hij heeft een grasgroene kleur met een felgroene rugstreep en geelgroene tot oranje dijen, voorzien van zwarte, gemarmerde vlekken. De mannetjes hebben witte kwaakblazen.
Je vindt de poelkikker vooral in veen- en moerasgebieden en vochtige heidevelden, in de onmiddellijke nabijheid van water. Overwinteren doet hij op het land, op een plekje dat niet kan overstromen, soms wel honderden meters van zijn zomerverblijf. Op de provincies Antwerpen en Limburg na, is de poelkikker best zeldzaam in ons land, hoofdzakelijk door het verdwijnen van waterpartijen. Je zal hem dus niet zo gemakkelijk kunnen spotten en bovendien is de kans dan ook nog eens groot dat je een van de twee andere verwante soorten in de smiezen hebt. Zoals hierboven al vermeld, heeft de poelkikker enorm te lijden onder de kolonisatie van de meerkikker, een al dan niet opzettelijk uitgezette invasieve exotische soort met een sterke genetisch overmacht.
Heikikker
De heikikker is een oude bekende bij Onze Natuur. We zetten hem al eens graag in de schijnwerpers, omdat zijn huid tijdens de paartijd smurfenblauw kleurt – een unicum in de wereldwijde kikkerwereld. Al moet je wel een strak gevoel voor timing hebben, want het kleurenspel duurt maar enkele dagen. Op alle andere dagen van het jaar heeft de heikikker een roodbruine huid met donkere vlekken en dito oogstreep die van zijn neus naar zijn voorpoten loopt. Opmerkelijk is dat bij de heikikker de vrouwtjes groter worden dan de mannetjes.
Ook deze kikker leeft graag in de buurt van water, maar spendeert toch het merendeel van zijn tijd op het land. Je vindt hem vooral in de heide- en laagveengebieden van de Antwerpse Kempen en Limburg. Enkel om te paren en eitjes te leggen duikt de heikikker het water in. Trouwens, je kan hem tijdens de balts best grappige geluidjes horen maken … Het klinkt een beetje als waterbelletjes die aan het oppervlak uiteenspatten. Helemaal niet kikkerachtig! En terwijl de bruine kikker als eerste uit zijn winterslaap ontwaakt, wordt hij aan de finish toch ingehaald door de heikikker, die als eerste aan het paren gaat.
Twee invasieve exoten
En dan springen er ook nog twee buitenbeentjes rond, wier opmars in ons land nauwgezet in de gaten wordt gehouden: de eerder genoemde meerkikker en de Amerikaanse stierkikker.
Meerkikker (of grote groene kikker)
Zoals we hierboven bij de poelkikker en de bastaardkikker al schreven, kan je deze invasieve exoot makkelijk verwisselen met zijn twee inheemse, groene soortgenoten. De meerkikker is echter een maatje groter en heeft donkerdere kwaakblazen. De meerkikker is echt verzot op water en je vindt hem dan ook in elke mogelijke waterpartij: van kleine poeltjes, sloten en visvijvers tot de oevers van grote rivieren en meren. Zelfs overwinteren doen ze onder water, waarbij ze ademen via hun huid.
Van alle groene kikkers, die sowieso al best luidruchtig zijn, is hij veruit de grootste lawaaimaker. Met hun luide roep, die wat doet denken aan een hinnikend gelach, bakenen de mannetjes hun territorium af. Voor concurrenten die te dichtbij komen, valt er nochtans weinig te lachen: zij mogen zich aan een robbertje vechten verwachten. Ben je op warme zomeravonden het slachtoffer van geluidsoverlast door een troep meerkikkers in je buurt? Weet dan dat je de boosdoeners – of hun billen – niet in de pan mag gooien. Door een rare genetische kronkel (zie de bastaardkikker) is de meerkikker ook opgenomen in het Soortenbesluit van de Vlaamse regering en mag je hem niet opzettelijk vangen of doden. Oordopjes zijn dus je enige redding!
Amerikaanse stierkikker
De Amerikaanse stierkikker of American bullfrog is een uit de kluiten gewassen, bruingroene kwaker en met zijn gemiddelde grootte van zo’n 22 centimeter meteen ook een van de grootste kikkers ter wereld. Behalve de insecten, wormen, rupsen en slakken die op het doordeweekse menu van onze inheemse kikkers staan, spelen ze met gemak ook kleine kuikentjes, watersalamanders, reptielen en – slik – andere kikkers naar binnen. De mannetjes maken een laag, brommend keelgeluid wat je met een beetje verbeelding zou kunnen verwarren met een burlend hert.
Ook deze kanjer kwam in onze contreien terecht voor de productie van kikkerbillen, maar evengoed om onze tuinvijvers op te vrolijken. Als je weet dat dit een van de honderd meest invasieve soorten ter wereld is, dan weet je meteen ook waarom de import ervan zo’n slecht idee was. Heb je een Amerikaanse stierkikker gezien? Laat dit dan weten via www.waarnemingen.be, zo kan Natuurpunt de verspreiding van de soort beter in kaart brengen. Vergewis je er wel goed van dat je niet met een meerkikker of bastaardkikker te maken hebt!
Oh, en Kermit? Die zal je in België nooit tegen het lijf lopen ... Zijn dubbelganger, de glaskikker, springt rond aan de andere kant van de wereld, meer bepaald in Costa Rica!