Voor bijzondere vondsten moet je nu naar het strand
De meeste mensen linken zee aan zon, maar voor schattenjagers is koud en stormachtig het beste strandweer. Dan vult het strand zich met indrukwekkende objecten. Wat dacht je bijvoorbeeld van prachtige, eeuwenoude schelpen, haaieneieren of zelfs mammoetbeenderen? Aan jou om ze te vinden!
De meeste strandbezoekers krijgen die schatten nooit te zien. In de zomer borstelen de kustgemeenten hun strand. Ze doen dat om ons afval te verwijderen, maar tegelijk verdwijnen ook aangespoelde schelpen, fossielen en diertjes van het strand. De mooiste vondsten doe je daarom in de herfst, winter of vroege lente. Ook het weer is dan beter: koud en stormachtig. Bij stormweer spoelt (afhankelijk van de windrichting) meer aan, en koude maakt weekdieren minder actief. Als ze dan aanspoelen, hebben ze onvoldoende energie om zich terug in te graven en voor je te verstoppen. Als je het leven aan onze kust dus beter wil leren kennen, trek dan ruim voor de eerste zonneklopper naar zee.
Belangrijkste vraag: hoe staat de wind?
Bekijk voor je vertrekt hoe de wind blaast. De windrichting bepaalt wat er aanspoelt. Als de wind van over de zee landinwaarts (van West naar Oost) blaast, dan spoelen vooral veel lichte, drijvende zaken zoals zeewier en plastic afval aan.
Wind die van over het land naar de zee waait (van Oost naar West), duwt die drijvende zaken net richting zee. Tegelijk ontstaat over de zeebodem een onderstroom richting kust, waardoor vooral zwaardere voorwerpen aanspoelen. Met wat geluk zitten daar prachtige schelpen, fossielen, mammoetbeenderen of zelfs wrakstukken van lang geleden vergane schepen tussen.
Wanneer de wind evenwijdig met de vloedlijn waait, van het zuidwesten naar het noordoosten dus, blijf je beter thuis (toch als je schatten wil zoeken). Dan spoelt er bijna niets aan.
Eb en vloed
Bij laagwater is het strand het grootst, bij hoogwater het kleinst. Als je een paar uur wil rondneuzen op het strand, begin je best bij laagwater of nog iets eerder. Daarna kan je mee met de zee het strand opklimmen. Bij laagwater vind je meer levende krabben, slakken of schelpen (alhoewel die zich goed in het zand verstoppen). Langs de hoogwaterlijn vind je vooral drijvende dingen, zoals zeewier, haaieneieren of schilden van krabben.
Neem een schelpengids mee
De Noordzee is een toplocatie voor schelpdieren. De zee is ondiep, redelijk veilig en bulkt van het voedsel. Op onze stranden kan je daarom wel een paar honderd soorten schelpen en slakken vinden. Bijna de helft is verbazingwekkend oud, vaak enkele duizenden jaren. Sommige schelpen, zoals de zwinkokkel, dwalen zelfs al een paar miljoen jaar door de zee. Langs de Vlaamse kust spoelen ook schelpen van de andere kant van de wereld aan, zoals oesters uit de Caraïben. Andere schelpen reisden dan weer vanuit verre oorden levend mee met vrachtschepen, om hier definitief te blijven.
De bekendste “exoot” is de Amerikaanse zwaardschede, de schelp die je waarschijnlijk kent als een “scheermesje”. Aarzel trouwens niet om op je knieën of zelfs met een vergrootglas naar schelpen te zoeken, sommige prachtige exemplaren zijn amper een paar millimeter groot.
Zandkakjes en bruin schuim
Je hebt ze misschien al gezien op het strand: kleine drolletjes van nat zand. Ze zijn afkomstig van de zeepier of wadpier. Die graaft zich in en verorbert hapjes zand. De worm eet uiteraard niet het zand, maar filtert er stukjes algen en bacteriën uit. Het zand komt er langs achter weer uit en eindigt in kleine hoopjes op het strand. Wil je de strandworm eens bewonderen? Zoek dan zo’n vijf tot twintig centimeter van een zandkakje naar een trechter in het zand. Daaronder zit de pier verscholen.
Het bruine schuim dat soms aanspoelt heeft dan weer niets met vreemde toiletgewoonten te maken. Het is – in tegenstelling tot wat je misschien dacht – ook geen chemisch afval van één of andere vuile boot. Het schuim is wel afkomstig van piepkleine algen. Als die sterven, worden ze in de branding opgeklopt tot schuim. Net zoals het eiwitkraagje op je cappuccino dus. Het zand kleurt het schuim bruin.
Haaieneieren
Vind je een klein, langwerpig, geelbruin zakje met op elk van de vier hoeken een krullend draadje, dan heb je misschien wel een eikapsel van de hondshaai vast. Het eikapsel hechtte zich met de kruldraden aan iets anders (zoals een rots) vast. Zo kon het kleine haaitje zich binnenin in alle rust ontwikkelen. Nadat het haaitje uit zijn of haar ei kroop, kwam het eikapsel los en spoelde aan. Hetzelfde gebeurt met de meer vierkante zwarte eikapsels van de rog. Ook die kan je terugvinden langs de vloedlijn.
Sporen van een gruwelijke moord
Hou je ogen open voor schelpen met mooie, ronde gaatjes in. Het zijn getuigen van een gruwelijke moord. De tepelhoren en de purperslak boren gaatjes in andere schelpen om ze vervolgens leeg te zuigen. Help!
Zeewier: voedsel van de toekomst?
Voorlopig ken je zeewier misschien alleen als die vieze groene lappen die tijdens het zwemmen in de zee tegen je aan glibberen. Ieuw! Of misschien zag je ze al eens op je bord verschijnen, als de “jasjes” rond heerlijke sushi-rolletjes bijvoorbeeld? Heel wat wetenschappers en voedselexperts voorspellen dat we in de toekomst vaker zeewier zullen eten. Simpel: voor zeewier is geen landbouwgrond of zoet water nodig, en het zit vol met gezonde voedingsstoffen. Voor de Belgische kust vind je al één echte zeewierboerderij, in Nieuwpoort. Maar uiteraard groeit het zeewier ook elders in het wild. Alle zeewier bij ons is eetbaar, maar proef enkel (een klein stukje) van zeewier dat er fris uitziet en nog aan een rots of de bodem bevestigd is.
Afval: soms bijzonder, maar meestal goed voor de vuilnisbak
Helaas is onze Noordzee ook een soepje van plastic en ander afval – in de oceanen verderop drijven zelfs ganse eilanden van afval. Het betere nieuws: je kan helpen om dat afval te bestrijden. Door wat je vindt mee te nemen naar een vuilnisbak, uiteraard, maar ook door je vondsten aan wetenschappers te melden. Zo kunnen zij beter onderzoeken hoe we de grote afvalsoep kunnen opkuisen. Je opdracht is simpel: Wandel minstens honderd meter langs de vloedlijn, en raap onderweg elk stukje afval op. Tel het totaal aantal voorwerpen, en noteer erbij wat het is. Eventueel maak je nog een foto. Mail al die informatie naar seawatch-b@vliz.be. Dan gaan wetenschappers van het Vlaams Instituut voor de Zee met je onderzoekje aan de slag. Het afval dat je vond, gooi je daarna in de vuilnisbak. Ook tussen het strandafval zitten soms trouwens unieke vondsten. Af en toe spoelen er unieke voorwerpen afkomstig van gezonken schepen of overboord geslagen containers aan. En in Nieuwpoort vond ik zelfs al een bom uit de eerste wereldoorlog op het strand.
Begin je eigen collectie
Neem een paar stevige doosjes mee: kleine doosjes om kwetsbare schelpjes in op te bergen, en een paar grote potten voor de joekels en andere opmerkelijke strandvondsten. Spoel je vondsten thuis af met zoet water, droog ze en bewaar ze uit de zon om de kleuren te beschermen. Nog leuker: maak voor elke vondst een steekkaartje waarop je de naam van je vondst (welke schelp, een veer, een haaienei…), de vindplaats en -datum, en misschien ook nog een kort verslagje van je strandbezoek noteert. Voor je het weet, heb je een indrukwekkende en misschien zelfs nostalgische – weet je nog toen? – collectie opgebouwd!