5 briljante aanpassingen aan een leven onder water
Wanneer we op andere planeten op zoek gaan naar leven, hebben we de gewoonte om eerst en vooral op zoek te gaan naar water. Geen wonder dus dat net dat natuurelement centraal staat in de eerste aflevering van de docureeks ‘Onze Natuur’. Geen aards organisme dat zonder kan, we zijn ermee verbonden tot aan de dood. Driekwart van het aardoppervlak is er zelfs mee bedekt en daarmee onttrekt water een enorm grote, maar grotendeels onbekende onderwaterwereld aan onze ogen. Daar is het leven in niets te vergelijken met wat wij – landdieren – gewoon zijn. In dit artikel zoomen we verder in op het thema ‘water’ en ontdek je (veel meer dan) vijf briljante manieren waarom waterdieren zich hebben aangepast aan hun natte levenswijze.
1. Drijven, zweven of zinken?
Om op het land van A naar B te gaan, hoef je maar in twee dimensies te bewegen. Maar onder water komt daar de diepte nog eens bij. Wie wel eens naar de bodem van het zwembad probeerde te duiken, weet hoeveel opwaartse druk je daarvoor moet overwinnen. Maar vissen hebben daar een heel handige tool voor ontwikkeld: de zwemblaas. Dat is een met gas gevulde zak, net onder de wervelkolom, die de vis groter of kleiner kan maken. Zo stemt de vis op eenvoudige wijze zijn soortelijk gewicht (dichtheid of massa per volume) af op zijn omgeving. Het stelt hem in staat om op elke diepte bewegingloos te blijven ‘zweven’ zonder daarvoor enige moeite te doen.
2. Zwemmen op tig wijzen
Crawl, schoolslag, vlinderslag en rugslag … Dat zijn nog maar enkele manieren waarop de mens zich in het water voortbeweegt. Maar in de dierenwereld is de variatie nog veel groter. Zo gebruiken kreeftachtigen hun vijf achterste pootparen om mee te zwemmen, terwijl de vijf voorste paren looppoten zijn. Watervlooien zwemmen met behulp van hun antennen. Sommige weekdieren hebben een vleugelvormige ‘voet’ (of twee) waarmee ze golvend doorheen het water glijden. Inktvissen gaan nog een stapje verder: ze kronkelen met hun tentakels en stuwen water uit hun lichaam voor extra ‘jetkracht’.
Ook vissen hebben heel verschillende zwemwijzen. Met een golvende beweging doorheen hun lichaam en/of vin maken ze snelheid, precisiewerk vereist een meer draaiende beweging van de vinnen. Hoe de vinnen exact bewegen ten opzichte van elkaar, beschrijven wetenschappers met moeilijke termen zoals ostraciiform, labriform, balistiform, carangiform, rajiform enzovoort.
Nog meer variaties zien we bij gewervelde dieren die niet tot de vissen behoren. Slangen kronkelen net zoals op het land door het water. Kikkers doen het omgekeerde van mensen: hun traagste zwemslag lijkt op crawl, terwijl ze op schoolslag overschakelen bij hogere snelheden. Zeehonden gooien dan weer hun ganse lichaam in de strijd, terwijl ze met hun achterste poten – omgebouwd tot stevige flippervinnen – voor extra snelheid zorgen.
3. Onder water zonder zuurstof
Over zeehonden gesproken … Net zoals andere zeezoogdieren kunnen ze wel erg lang onder water vertoeven. Daarvoor heeft hun lichaam bijzondere aanpassingen ondergaan. De belangrijkste adaptatie aan het zuurstofgebrek waarmee ze dagelijks geconfronteerd worden, is hun bloedvoorraad. Ze hebben relatief meer bloed dat ook nog eens rijker is aan zuurstofbindend hemoglobine. Met één ademteug komen ze dus véél, heel veel langer toe dan eender welk landzoogdier. Maar zelfs dan moeten ze extreem zuinig omgaan met het zuurstof dat ze mee onder water nemen. Daarom verlaagt hun hartslag tijdens het duiken en pompen ze hun bloed tijdelijk alleen naar organen die op dat moment écht levensnoodzakelijk zijn zoals de hersenen en de spieren. Handig!
4. Zeevogels drinken zeewater
Wie grotendeels in/op zee leeft, moet zich ook op andere manieren aanpassen. Aan de aanwezigheid van grote hoeveelheden zout, bijvoorbeeld. Zeevogels zetten soms dagen- of zelfs wekenlang geen voet aan land, maar hebben net zoals elk ander dier water nodig om in leven te blijven. Dat halen ze gedeeltelijk uit hun voedsel, maar zeker op zonnige dagen lopen ze risico op uitdroging. Dan zit er maar één ding op: zeewater drinken! Om geen zoutvergiftiging op te lopen, scheiden ze het overtollige zout weer uit via de ‘zoutklieren’. Omdat die zich aan de basis van hun snavel bevinden, ziet het eruit alsof de vogels af en toe een potje huilen. Zoute tranen die hun leven redden.
5. Jarenlang zonder water
Er zijn ook dieren die tijden van droogte simpelweg overleven door tijdelijk ‘schijndood’ te gaan. Beerdiertjes staan erom bekend extreem bestand te zijn tegen droogte. Ze zijn kleiner dan een stip op een blad papier en je treft ze je vooral op vochtige plekken aan. Deze taaie aardbewoners lijken wel buitenaardse eigenschappen te hebben: ze zijn bestand tegen heel hoge én lage temperaturen, hebben geen last van schadelijke stralilng en kunnen meer dan dertig (!) jaar overleven zonder ook maar een druppel water.