5 vogels die je deze lente van dichtbij wil zien
Vogels zijn druk in de weer want de lente komt eraan. Ze bouwen een nest om straks hun jongen in groot te brengen. Wij geven je alvast wat tips om deze lente nog meer vogels in je vogelvriendelijke (stads)tuin of op je balkon te zien verschijnen.
Met de zon staan ook wij weer vroeger op want de lente geeft goesting om naar buiten te trekken. Wij vroegen jullie een tijd geleden naar welke lentemomenten jullie het meeste uitkeken. De zon op je bol, zoemende insecten, een tuin of terras vol kleuren en geuren, etc. Toch was er nog één iets dat volgens jullie pas echt het startschot van de lente gaf: zingende vogels. Van de tjiftjaf tot het populaire roodborstje. Met deze tips zie ook jij deze vogels binnenkort rondvliegen en wie weet zelfs broeden in je vogelvriendelijke lentetuin.
1. Tjiftjaf
De tjiftjaf kan elk moment terugkeren uit het zuiden. Half maart worden meestal de eerste exemplaren bij ons waargenomen. Klein en onopvallend bruingeelgroen als ze zijn, kan je ze toch makkelijk herkennen aan hun zang. Het ‘ge-tjiftjaf’ hoor je in het voorjaar bijna overal, van het bos tot in je stadstuin.
Waarom je deze vogel absoluut in je tuin wil? Hij pikt insecten zoals muggen voor je uit de lucht en zijn gezang klinkt als lentemuziek in je oren.
Wat kan jij doen voor de tjiftjaf?
- Kies voor een natuurlijke tuin met rijke ondergroei: lage bomen, inheemse struiken (bv. meidoorn) en bodembedekkers. Ze zijn een must in je wilde tuin!
- Voorzie planten en bloemen die insecten aantrekken: larven, muggen, kevers, vliegen en spinnen eet deze vogel het liefst!
- In het najaar heeft het roodborstje ook baat bij bes- en zaaddragende struiken zoals bosbes, vlier, zwarte en gewone berk
2. Roodborst
Het roodborstje met zijn kenmerkende oranjerode borst en lichte buik is wellicht een van de meest voorkomende tuinvogels. In de winter vertoeft deze solitaire vogel graag in stadstuinen waar vetbollen, zadenmixen, insecten en ander voedsel voorzien wordt. Wanneer de lente begint, ontmoeten roodborstjes elkaar in het bos om te broeden. Wil jij ze toch liever recht voor jouw raam hun jongen zien grootbrengen? Lees dan even verder.
Wat kan jij doen voor het roodborstje?
- Kies voor een natuurlijke, wilde tuin met veel bomen, dicht struikgewas en vaste planten, bv. meidoorn of sleedoorn.
- Plant besdragende planten zoals kardinaalsmuts of hulst.
- Richt een kruidentuintje in of zet ze samen in een grote plantenbak: roodborstjes zijn er dol op!
- Hang een balkonkast met een halfopen voorzijde.
- Voorzie beschutte plaatsen laag tegen de grond.
- Spit je moestuin of een stukje grond om zodat regenwormen en andere insecten zichtbaar worden.
3. Winterkoning
Deze vogel is ondanks zijn naam eigenlijk geen fan van koude winters. Pas wanneer de lente komt aankloppen, zie je de winterkoning weer laag over de grond voorbijzoeven. Het mannetje maakt half april maar liefst 6 nesten waaruit het vrouwtje kan kiezen. Uitslover! Je herkent een winterkoning aan zijn lichtbruine kleur, lichte wenkbrauwstreep, opstaande staart, puntige snavel en opmerkelijke roep. Met zijn spitse snavel peutert deze vogel insecten uit de allerkleinste spleten en kiertjes. Hij is dus een grote hulp bij ongediertebestrijding in je tuin.
Wat kan jij doen voor de winterkoning?
- Richt een natuurlijke, wilde tuin in met dicht struikgewas en/of veel bomen.
- Plant hagen, heggen en plantenrijke borders aan, bv. klimop.
- Maak een composthoop waar veel voedsel te vinden is.
- Laat enkele takkenhopen en snoeisel wat langer liggen in het voorjaar: met dit materiaal bouwt de winterkoning zijn nesten.
- Kies bloemen en planten die insecten aantrekken.
- Laat kleine spleten en voegen in gebouwen open: de winterkoning eet kleine insecten zoals rupsen, spinnen, larven die ze uit de allerkleinste holten peuteren/
- Voorzie beschutte voeder- en nestplaatsen laag tegen de grond, bv. onder bomen en struiken.
4. Boomklever
De maand maart is ook voor de boomklever het signaal om zijn vleugels uit te slaan en een nest te bouwen. In april legt mevrouw boomklever nanmelijk haar eieren. De boomklever is blauwgrijs met een oranjerode buik, zwart masker en spitse snavel. Hij is is een notoire stamgast want hij hangt of kleeft letterlijk aan takken en boomstammen. Hij is de enige die zich opwaarts én neerwaarts over de stam kan bewegen. Een boomklever herkennen is dus echt niet moeilijk. Zeker in de buurt van een bosrijk park of oud bos is je kans op succes groot.
Wat kan jij doen voor de boomklever?
- Kies voor loofbomen zoals eiken, beuken, es, esdoorn, populier en berk
- Laat oude bomen in je tuin staan: holtes en dode stammen zijn de favoriete broed- en schuilplaats van de boomklever. Zeker als er oude nestgaten van een specht zijn.
- Hang een nestkast met een kleine opening op of haal een speciale boomklevernestkast in huis. Soms broedt de boomklever in een muur.
- Maak een composthoop, voorzie water en laat oude takken en snoeisel liggen: de boomklever metselt zijn nest graag met modder en natuurlijk materiaal toe.
- Voorzie bloemen en planten die insecten aantrekken. De boomklever is dol op insectenlarven, oorwormen, kevers en spinnen.
- In het najaar eet de boomklever ook zaden en noten zoals beuk- en hazelnoten. Je kan zelf ook extra zonnebloempitten, pindanoten of vetbollen in boomholtes of op hoogte plaatsen.
5. Merel
Waar grasland is, is de merel. Het is geen uitzondering dat een mannetje (zwart met gele snavel) en een vrouwtje (donkerbruin met bruingestreepte, lichte borst en gele snavel) twee tot drie legsels per broedseizoen (maart - juli) hebben. Jij kan er getuige van zijn want ze vertoeven maar wat graag in groene steden en wilde tuinen. Met deze tips nestelen ze zich zeker in jouw buurt.
Wat kan jij doen voor de merel?
- Richt een natuurlijke, wilde tuin in met dicht struikgewas en lage beplanting, bv. klimop
- Voorzie voldoende natuurlijk voedsel en nestplaatsen door besdragende struiken, kleine fruitbomen aan te planten waar ze insecten, bodemdieren, bessen en fruit kunnen vinden
- Laat molshopen voor wat ze zijn. Merels zien het als de perfecte plaats om regenwormen uit de grond te halen.
- Borstel natuurlijk afval, oude takken en snoeisel onder de struiken en in de borders. Dit trekt ook insecten, slakken en wormen aan. Merels foerageren graag tussen gevallen bladeren.
- Een tuin of omgeving met hoge uitkijkpost is ideaal om de merel in het voorjaar te horen en zien zingen.