Het imposante gewei van het edelhert onder de loep
Met zijn indrukwekkende verschijning is z’n plekje in onze Big Five van België meer dan verdiend. Het edelhert heeft dan ook een grote fanclub onder natuurliefhebbers, en het zou ons niet verbazen mocht de ‘koning van de Ardennen’ zijn succes te danken hebben aan zijn imposante gewei. Al moet je hem dan wel niet tussen februari en april tegen het lijf lopen, want dan verliest hij zijn prachtige hoofdversiering. Kijk dus goed naar je voeten wanneer je dezer dagen gaat wandelen in edelhertengebied!
Ster van het najaarstoneel
Het edelhert is het grootste zoogdier op het Belgische vasteland, en toch moet je flink je best doen om er eentje te spotten, want hertachtigen zijn van nature schuwe dieren. De grootste kans maak je wanneer je tijdens de bronst – van eind september tot half oktober – je intrek neemt in een kijkhut in de Ardennen of op de Hoge Venen. En dan nog moet je soms verdraaid veel geduld oefenen … Maar als het dan zover is, krijg je een prachtig schouwspel te zien. Niet alleen gaat het geburl van de rivaliserende mannetjesherten door merg en been, ook het geluid van twee geweien die tijdens een duel als wapens tegen elkaar kletteren, doet de haartjes in je nek rechtop staan. Edelherten gebruiken hun gewei dus voornamelijk als wapen in de liefdesstrijd. Maar wat valt er nog meer over te vertellen? Een heleboel!
Zo groeit een hertengewei
Het onderscheid tussen een hinde en een hertenbok kan je in één oogopslag zien: net als bij het ree dragen ook bij het edelhert enkel de mannetjes een gewei. Wanneer de hertenkalfjes zo’n acht maanden oud zijn, beginnen er twee bulten zichtbaar te worden op hun kopje: het begin van de zogenaamde ‘rozenstokken’. In feite zijn die twee bobbeltje een uitwendig verlengstuk van het skelet van het edelhert, waar elk jaar opnieuw een vers gewei op zal groeien. Met het ouder worden, zullen die rozenstokken steeds een beetje korter en breder worden. Bij oudere edelherten lijkt het zo alsof het gewei rechtstreeks uit de schedel groeit.
Wanneer de hertenbok zijn eerste levensjaar bijna achter de rug heeft, begint zijn eerste gewei te groeien op de rozenstokken. Tegen de bronst van de daaropvolgende herfst kan hij dan al fier paraderen met twee korte, ranke spitsen zonder vertakkingen. Enkel aan een kleine verdikking zie je waar de rozenstokken ophouden en het gewei begint. De jonge hertenbok – ook wel ‘spitser’ genaamd – zal nog een paar keer zijn gewei moeten afwerpen voor hij eventueel zo’n indrukwekkend exemplaar als sommige oudere soortgenoten kan dragen. Een kwestie van geduld én geluk, maar daarover later meer.
Bronst voorbij? Weg met dat gewei!
Jawel, je leest het goed: het gewei van het edelhert is een tijdelijk accessoire. Na de bronsttijd heeft het hert zijn hoofdtooi eventjes niet meer nodig om hindes te versieren en tegenstanders knock-out te rammen. Omdat de hoeveelheid testosteron in zijn bloed dan afneemt, zal het bot net onder de rozenkrans – dit is de scheiding tussen de rozenstokken en de stangen – oplossen en valt zijn gewei van het ene op het andere moment gewoon van zijn kop. Bij volwassen edelherten vanaf zes jaar vindt dat afwerpen plaats aan het einde van de winter, bij jongere herten kan het enkele maanden langer duren, soms zelfs tot begin mei. Beide stangen hoeven trouwens niet tegelijk af te vallen. De kans bestaat dus dat je een hert met een half gewei ziet rondlopen.
En dat afgevallen gewei? Da’s een populair hebbeding voor natuurliefhebbers, maar je zal er wel lang naar moeten zoeken, want op de bosgrond is het nauwelijks te onderscheiden van een boomtak. Bovendien zetten knaagdieren er graag hun tanden in, alvorens het beenachtige materiaal simpelweg vergaat en opgenomen wordt door de bodem. Let wel op als je hond zo’n hertengewei te pakken krijgt, want de buitenkant is zo hard dat hij z’n tanden erop kan stukbijten.
Vegen voor gevorderden
Meteen na het afwerpen begint het nieuwe gewei alweer te groeien aan een snelheid van maar liefst twee centimeter per dag, zodat het er in volle glorie staat tegen de volgende bronst. Eens het gewei volgroeid is, zal de hertenbok fanatiek jonge boompjes te lijf gaan met zijn stangen om dezelfde reden als een beer die zijn rug tegen een ruwe boomstam schuurt: jeuk! De grijze, fluwelen huid of bast die om het nieuwe gewei zit om het te voeden, sterft na een tijdje namelijk af en komt los te zitten, wat een irritant gevoel veroorzaakt. Door met hun gewei langs takken en bomen te ‘vegen’, kunnen ze die basthuid loswrijven.
Gevoelige kijkers, opgelet: dit is een gebeuren met een hoog horrorgehalte. De bast kan namelijk in lange repen aan het gewei blijven hangen, terwijl het bloed uit de bloedvaatjes in de huid over het gewei langs de kop van het edelhert naar beneden stroomt. Het is trouwens dit bloed dat, vermengd met de sappen uit de boomschors, het gewei zijn uiteindelijke kleur geeft. De topjes van het gewei blijven daarentegen helderwit. By the way, al vegend markeert het edelhert ook in één beweging zijn territorium met een geurtje – altijd handig!
Van enden en kronen
Het gewei van een edelhert komt in allerlei vormen en maten, het één al wat royaler voorzien van vertakkingen dan het ander. Trouwens, een echte hertenkenner spreekt niet van ‘vertakkingen’, maar van ‘enden’. Al die enden hebben ook nog eens een specifieke naam, afhankelijk van hun plaats op de stang. Meestal eindigt het gewei in een kroon, die bestaat uit meerdere enden. Geen enkel gewei is hetzelfde en edelherten worden vaak herkend aan het aantal enden van hun gewei. Men spreekt dan bijvoorbeeld van een achtender wanneer op elke stang vier enden groeien, met de enden van de kroon meegeteld – al hoeven de enden niet symmetrisch verdeeld te zijn over de beide stangen.
Alle fabeltjes ten spijt kan je de leeftijd van het dier niet afleiden uit de hoeveelheid enden op het gewei. Tot een hertenbok zo’n acht tot twaalf jaar oud is, blijft het gewei in omvang en gewicht toenemen, maar nadien wordt het elk jaar na het afwerpen ook weer kleiner en lichter. De vorm en de opbouw van het gewei zijn grotendeels genetisch bepaald, terwijl het leefgebied van het edelhert een belangrijke rol speelt in de omvang en het gewicht van het gewei. Zo dragen hertenbokken in streken met een gunstig klimaat, waar veel kwalitatief voedsel beschikbaar is, een groter en zwaarder gewei.
Niet verwonderlijk als je weet dat zo’n edelhertengewei, dat elk jaar opnieuw moet aangemaakt worden, met gemak vier tot wel tien kilogram kan wegen. Dan kan je maar beter veel boterhammen eten!
Uitzonderingen maken de regel
Het gewei van een edelhert kan onder de juiste omstandigheden enorme proporties aannemen. Zo zou er in de 17de eeuw eens een edelhert in Europa hebben rondgelopen, dat een gewei met maar liefst 66 zijtakken meetorste. Mooi? Zeker en vast, maar de kans is groot dat hij er toch wat nekklachten aan overhield. Het kan ook wel compleet de andere kant opgaan … Wanneer het haantjesgedrag tijdens de bronstperiode tot een uitzonderlijk agressieve tweestrijd leidt, bestaat de kans dat één van de vechtersbazen het moet bekopen met een afgebroken gewei. Een mooi gezicht is dat niet, al bestaan er zeker en vast hindes die onder de indruk zijn van zo’n bijzondere ‘battle wound’.