Ga naar main content
twee-bevers.jpeg

Bevers doen het niet op z’n hondjes

In de winter trekken bevers zich terug in hun warme(re) beverburcht. Omdat het water zo koud is, zwemmen ze alleen korte afstanden om eten te halen. Hoe kouder het weer, hoe vaker ze ook overdag hun burcht verlaten om te profiteren van die paar extra graden. Maar al die kou weerhoudt hen niet om de liefde te bedrijven. En daarbij vormen niet alleen de lage temperaturen een grote uitdaging … 

De bronsttijd van de bever is op dit moment volop aan de gang. De vrouwtjes zijn bereid tot paren in januari of februari, in warme winters soms zelfs al in december. Hoewel de bever levenslang bij zijn jeugdliefde blijft, maakt hij toch elk jaar opnieuw werk van het voorspel. Mannetje en vrouwtje achtervolgen elkaar in het water en op het land, alvorens het vrouwtje haar definitieve ‘go’ geeft. Soms is het niet meteen prijs en krijgt het mannetje later in het seizoen een herkansing. Het vrouwtje kan drie tot vijf keer per voortplantingsseizoen bronstig worden. 

Waar steek je die staart tijdens het vrijen?

Het opvallendste kenmerk van een bever is zonder twijfel zijn brede, platte schubbenstaart. Die dient voor meerdere doelen: het grote knaagdier kan ermee sturen tijdens het zwemmen, erop steunen om hogere takken te plukken, slaat ermee op het water bij alarm, regelt er zijn lichaamstemperatuur mee en slaat er wintervet in op. Maar om te paren zit dat stugge ding héél erg in de weg. 

Bevers doen het dan ook niet op z’n hondjes, zoals de meeste andere zoogdieren. Er wordt wel eens gezegd dat ze ‘buik aan buik’ paren, maar in de praktijk ziet het er net iets minder idyllisch uit. De hele rompslomp (het duurt 30 seconden tot 3 minuten) vindt meestal tijdens de nacht plaats onder water, al zijn er ook bevers die het op het droge in hun burcht doen. Het mannetje klampt zich ietwat onbehouwen aan de zijkant van het vrouwtje vast terwijl hij zich in de juiste positie manoeuvreert: cloaca aan cloaca.

Beverman en bevervrouw zien er hetzelfde uit

Maar wacht eens even … Een cloaca, is dat niet iets voor vogels en reptielen? En misschien nog een eierleggend zoogdier uit Australië? Klopt, maar ook bij ons lopen er dus zoogdieren rond waarbij de voortplantingsorganen én de verschillende onderdelen van het spijsverteringsstelsel samen uitmonden in één uitgang: de cloaca. Behalve de bever, is ook de spitsmuis zo’n vreemde eend in de bijt. 

Omdat bevermannetjes en -vrouwtjes ongeveer even groot zijn en dus geen uitwendige geslachtsorganen hebben, is het haast onmogelijk om op het oog hun gender te bepalen. Experts kunnen het wel ‘voelen’ aan het penisbot dat in de onderbuik van het mannetje aanwezig is. Dat bot is trouwens ook te zien op een röntgenfoto - naast een DNA-test een erg sluitende manier om het geslacht van een bever te bepalen (maar niet zo handig tijdens een veldwaarneming). Gelukkig hebben bevers zelf geen problemen om man van vrouw te onderscheiden. 

Bever zit op zijn staart om zichzelf in te smeren met olie

De geur van ‘bevergeil’

Bevers herkennen elkaar aan hun geur en kunnen zo perfect bepalen met welk geslacht ze te maken hebben zonder DNA-test. Hun bekendste geurstof is zonder twijfel ‘castoreum’, door sommigen ook wel ‘bevergeil’ genoemd. Die wordt geproduceerd door twee klieren die zich eveneens in de cloaca bevinden. Bevers zetten het goedje af aan de grenzen van hun territorium, liefst op een hoopje vers aangevoerde modder voor wat ‘extra drama’. De zoetachtige geur, waaruit bevers allerlei informatie destilleren zoals leeftijd, gezondheid en seksuele status, komt ons mogelijk ook bekend voor: hij wordt wel eens gebruikt als smaakversterker in vanille-ijs of als geurstof in parfums! 

Ook hun vacht zelf ruikt duidelijk naar man of vrouw, dankzij de waterafstotende olie waarmee bevers zich dagelijks meermaals insmeren. Dat goedje komt uit twee andere klieren, ook in de cloaca gelokaliseerd. Tijdens dat taakje gaat een bever op zijn staart zitten, zodat hij makkelijk bij zijn achterste kan. De gespleten teennagels van zijn achterpoten doen dienst als ‘kam’ om de olie gelijkmatig over zijn vacht te verspreiden. Het is dankzij deze weldadige oliebehandeling dat bevers zo goed bestand zijn tegen een leven onder (koud) water: het voorkomt dat hun vacht nat wordt tot op de huid. 

In de lente wordt de burcht een tijdelijke kraamkamer

Na een draagtijd van iets meer dan 100 dagen - pakweg 3,5 maand - komen de beverjongen ter wereld. Dat gebeurt meestal in mei of juni. Een beverworp omvat gemiddeld 2,5 jongen, maar uitschieters tot 6 kleine bevers zijn ook mogelijk. Een beverbaby is al meteen goed uitgerust: hij weegt ongeveer een halve kilo, wordt niet blind geboren en heeft al een stevig vachtje. 

De jongen kunnen zelfs al zwemmen meteen na de geboorte! Ver komen ze echter niet, want ze kunnen nog niet duiken omdat hun babyvacht te veel lucht vasthoudt. Daarom kunnen ze de burcht tijdens hun eerste levensweken nog niet verlaten. Lekker knus in hun nest vinden ze echter alles wat ze nodig hebben: ze worden gezoogd door hun moeder, die de rest van de familie tijdelijk naar buiten verbant en hen alleen toelaat om plantaardig voedsel aan te leveren. Al na een paar weken proeven de jonge bevers voor het eerst van dat groenvoer, maar tot een leeftijd van 3 maanden blijven ze van twee walletjes eten: energie- en eiwitrijke moedermelk in combinatie met vezelrijke planten. 

Na een kleine twee maanden lukt het de bevertjes wél om lang genoeg onder water te zwemmen en de burcht te verlaten. In het begin blijven ze dicht bij de ingang, maar dag na dag verleggen ze hun grenzen. Jonge bevers blijven gedurende twee jaar (of iets langer) bij hun ouders en helpen bij de opvoeding van hun zusjes en broertjes. Pas op een leeftijd van drie jaar zijn ze geslachtsrijp en gaan ze zelf op zoek naar een territorium en partner, al krijgen veel bevervrouwtjes pas op 4 of 5 jaar hun eerste nestje. 

Meer over


Gerelateerde artikels