Ga naar main content
kalibratiekaart-kruisspin-1.jpg

Spinnen spotten voor beginners – ook als je er bang van bent!

Natuur en wetenschap, het zijn twee van mijn stokpaardjes. En als ik dan ook nog eens zélf op onderzoek kan gaan in de natuur, ben ik echt niet meer te stoppen. Alhoewel de wetenschap me dit keer wel érg ver pushte. Want spinnen zijn nooit m’n beste vrienden geweest … 

Spinnen in de stad

De aanleiding voor mijn spinnenavontuur is het project Spin-City van de Universiteit Gent. Wetenschappers roepen op om massaal foto’s van spinnen in te sturen. Ze willen onderzoeken of spinnen in de stad een andere kleur hebben dan die op het platteland. In steden is het immers warmer en dan helpt een lichter kleurtje om het acht-ogige hoofd koel te houden. Maar een vermoeden is geen bewijs. Met de foto’s willen ze hun stelling voor eens en voor altijd hard maken. 

Spinnen meten is weten

 

Dus surfte ik naar spinnenspotter.be en downloadde ik de SpinnenSpotter app. Via de website vroeg ik een ijkkaartje aan (zelf afdrukken kan ook), dat je zo dicht mogelijk bij de spin op de foto moet houden. Daarmee kan later de kleur en de grootte van de spin bepaald worden. Mijn spinnenspotter-uitrusting was compleet, dus had ik geen excuses meer … Tijd voor actie! 

Toenadering zoeken

De garage was mijn eerste stop. Alle sporen van de zomerschoonmaak waren reeds uitgewist en in een hoekje zag ik mijn eerste fotomodel zitten. Zachtjes sloop ik dichterbij, gewapend met m’n kaartje in de ene hand en m’n smartphone in de andere. In mijn hoofd zag het scenario er zo uit: gezwind het kaartje bij de spin houden, vlotjes een foto nemen en dan als de bliksem terugtrekken. Spinnenmans dacht daar anders over. Die was niet gediend met mijn haastige bewegingen. En vice versa. 

Arachnofoob zoekt hulp

Was dit project te hoog gegrepen voor mij, met m’n milde spinnenangst? Kijken naar spinnen vind ik geen probleem, maar nog nooit in m’n leven zocht ik toenadering. Ik besloot te rade te gaan Bram Vanthournout, spinnenonderzoeker en bezieler van Spin-City.

Blijkt dat ik een cruciale, tactische fout maakte bij het benaderen van mijn nieuwe huisgenoot. Vanthournout: “Mijn ervaring leert me dat je spinnen met de nodige rust moet aanpakken. Als je het kaartje traag en zonder onverwachte bewegingen tot bij de spin brengt, houdt ze zich meestal gedeisd. Omdat de spin dan blijft stil zitten, raak je ook zelf minder in paniek. Die paniek is trouwens nergens voor nodig: onze spinnen bijten zelden. Alleen als je ze écht treitert of in een hoekje duwt, durven ze zich verdedigen.”

Nog meer tips om spinnen te spotten

Vanthournout is op dreef en geeft me nog meer goede raad. “Soms is het moeilijk om de spin mooi op de foto te krijgen. Maar als je scherpstelt op het kaartje, staat de spin automatisch ook scherp op de foto. Op die manier kan je ook checken of het kaartje wel echt op dezelfde hoogte als de spin gepositioneerd is. Dat is belangrijk voor ons onderzoek: als je het kaartje dichter bij je lens houdt dan de spin, zullen we de spin kleiner inschatten dan ze in werkelijkheid is.”

Ik vraag me ook af of het geen gek idee is, een arachnofobie-lijder die meedoet aan een spinnenonderzoek. Maar Vanthournout stelt me gerust. “Veel mensen hebben schrik van spinnen, maar hebben ze nog nooit van dichtbij bekeken. Door actief op fotojacht te gaan, leer je spinnen op een andere manier bekijken. Je zal ontdekken dat ze niet allemaal bruin of zwart zijn, maar dat ze in de mooiste kleuren en patronen voorkomen. Kijk bijvoorbeeld eens van dichtbij naar een kruisspin: het zijn echt prachtige beestjes.”

Ik ben niet alleen

De SpinnenSpotter-app is ondertussen al meer dan 4000 keer gedownload. En dan zijn er nog mensen die hun foto’s via de webversie insturen of gewoon een mail sturen naar de onderzoeksgroep, zonder de app te gebruiken. “En dat zijn zeker niet allemaal biologen of spinnenkenners”, weet Vanthournout. “Dat hoeft ook helemaal niet: als je een foto invoert in de app, kan je ervoor kiezen om de habitat van de spin aan te duiden i.p.v. de soort. Ook als je helemaal niets van spinnen afweet, kan je dus meedoen.” 

Spinnenweb meten

Het project houdt niet op bij het maken van spinnenfoto’s. De onderzoekers willen ook weten of spinnen in de stad andere webben maken. Vanthournout legt uit: “Op het platteland komen grotere insecten voor dan in de stad, denk maar aan libellen en sprinkhanen. We willen nagaan of spinnen hun web daaraan aanpassen, om zo te zorgen dat kleine stadsinsecten niet door de mazen van het net glippen.”

 Webfoto’s worden dus ook verwelkomd door het project. “Die maak je best ‘s morgensvroeg” volgens Vanthournout. “Het licht zit dan lager en soms hangen er dauwdruppeltjes op het spinrag. Dat maakt het makkelijker om het web op foto te zetten. Ook hier helpt het trouwens om te focussen op het kaartje dat je langs het web houdt, waardoor het spinnenweb automatisch ook scherp op de foto verschijnt”. 

Terug op pad om spinnen te spotten

Met de tips van Vanthournout in het achterhoofd, ga ik terug op spinnenjacht. Dit keer trek ik de tuin in. Dicht bij de grond, in een hoekje met hoog gras, vind ik enkele bereidwillige modellen. Ik haal diep adem en probeer rust en kalmte uit te stralen wanneer ik de spinnen één voor één benader met het kaartje. Koelbloedig slaag ik erin om het kaartje naast de spin te manoeuvreren. Met m’n andere hand stel ik de camera scherp. Zo, m’n eerste bijdrage aan de spinnenwetenschap is geleverd! 

Zelf spinnenspotter worden?

Surf naar www.spinnenspotter.be, waar alle info over het project verzameld is. Nu, aan het begin van de herfst, heb je het meeste kans op succes. Mannelijke huisspinnen verlaten hun schuilplaats om een partner te zoeken en kruisspinnen zijn nu op z’n grootst.  

Ook als je spinnenangst té groot is om foto’s te maken, kan je de onderzoekers helpen. Vanaf 2020 kan je via de website de foto’s mee verwerken. Spinnen meten, de kleur bepalen, het web analyseren … En dat allemaal zonder de spinnen in levenden lijve te ontmoeten!

Meer over


Gerelateerde artikels