Taxidermist blaast nieuw leven in dode natuur
Fans van Onze Natuur hebben één ding met elkaar gemeen: een gezonde verwondering over alles wat er zich in het wilde België afspeelt. Alleen is het voor de meeste mensen - vogelspotter, natuurwerker, fotograaf - haast onmogelijk om dieren van écht dichtbij te bewonderen zonder ze te verstoren. En dat terwijl de mooiste details soms pas opvallen wanneer je ogen voldoende tijd krijgen om alles in zich op te nemen.
Christophe De Mey is één van de weinige mensen die wél al zowat elke gewervelde diersoort uit ons land van heel dichtbij kon bestuderen. Als taxidermist van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen prepareert en restaureert hij overleden dieren om ze op te nemen in hun gigantische collectie aan soorten. “Sinds ik dit werk doe, kijk ik zelf ook heel anders naar de natuur. Wanneer ik een dier spot, bijvoorbeeld een vos in het Brusselse, dan probeer ik zijn mimiek en zijn manier van bewegen te doorgronden om die kennis later te gebruiken in mijn werk. Hoe realistischer het eindresultaat, hoe meer tevreden ik ben.”
Zeg niet ‘opzetten’, maar ‘naturaliseren’
In de volksmond is de term ‘opzetten’ nog steeds ingeburgerd om te omschrijven wat Christophe dagelijks doet, maar hij verkiest modernere term ‘naturaliseren’. “‘Opzetten’ dateert nog uit de tijd dat men veel minder middelen had om tot een goed resultaat te komen. Nadat het vlees en de organen uit een dier verwijderd waren en het vel voorbereid voor verwerking, vulde men het lichaam op met wat er te vinden was: stro, houtwol of watten. Het resultaat zag er soms wat ongemakkelijk en zelfs griezelig uit omdat de verhoudingen niet honderd procent klopten. Dat lag niet aan een gebrek aan vakkennis van de taxidermist in kwestie, maar aan de beschikbare technieken. Tegenwoordig slagen we er veel beter in om een realistisch en natuurlijk eindresultaat te bereiken door te werken met ‘kunstbody’s’ - vandaar de nieuwe term ‘naturaliseren’.”
Hoe dat naturaliseren precies in zijn werk gaat? “Vaak komen inheemse dieren hier binnen via een donatie - je kan als particulier gevonden dieren aan het Museum schenken voor onze collectie. Die dieren gaan eerst drie weken in de diepvriezer om aanwezige parasieten te doden. Pas daarna test ik in welke staat het dier is: komen de pluimen of haren bij de minste aanraking los, dan is de ontbinding al te ver ingezet om het dier te naturaliseren - eventueel houden we dan wel nog het skelet. Is het een goed bewaard kadaver, dan wordt het eerst gevild. Al het vlees en de botten moeten eruit, behalve de beenderen in de poten en vleugels van vogels. Dan wordt het vel gewassen, bij zoogdieren wordt het ook gelooid en bij vogels gaat het in een bad met alcohol. Ondertussen moet de kunstbody gemaakt worden, dat doe ik door de afmetingen van het vlees te nemen en de body te ‘sculpteren’ uit een blok polyurethaanschuim. Tenslotte gebeurt de ‘eindmontage’: met ijzerdraad zet ik het dier in de gewenste positie. Op het einde moet het vel natuurlijk nog dichtgenaaid worden en de haren geverfd. Doorheen het naturaliseringsproces gaat een deel van de kleur altijd verloren, dus moet ik standaard mijn penselen bovenhalen. Ik ben dus eigenlijk niet alleen een soort ‘beenhouwer’, maar ook kapper, make-up artiest én kunstenaar.”
Verpleegkundige met een ongewone roeping
Onder biologiestudenten is taxidermie geen ongewone hobby, maar Christophe heeft een ander traject afgelegd. “Ik heb verpleegkunde gestudeerd, ook een job met een witte schort, maar toen ik afstudeerde had ik absoluut geen zin om daarin carrière te maken. Via een kennis kon ik hier in het Museum beginnen om reptielen in bokalen op alcohol te zetten. In diezelfde afdeling ‘Vertebraten’ werkten ook de taxidermisten. Toen ik daar van mijn baas een formulier moest gaan afgeven, werd ik op slag verliefd op de job. Mettertijd vertrokken sommigen om als zelfstandige te beginnen en twee jaar voor zijn pensioen vroeg de laatste taxidermist of ik de fakkel wou overnemen. Ik kreeg de kans om intern een opleiding te volgen van iemand die alle kneepjes van het vak kende. Zo ben ik er 18 jaar geleden in gerold en het is nog steeds dat wat ik mijn verdere leven wil doen.”
Wilde zwaan
Geregeld krijgt Christophe zelf de vraag om mensen op te leiden. “Workshops geven om te proeven van het vak, doe ik niet meer. Maar komt er iemand aankloppen die net zo gepassioneerd is als ik, dan help ik graag om die persoon te vormen tot een waardig taxidermist die het beroep alle eer aandoet. Jarenlang heeft mijn beroep trouwens een nogal duf imago gehad, maar tegenwoordig is taxidermie weer helemaal hip. Genaturaliseerde dieren duiken nu op de gekste plekken op: als object in moderne interieurs en zelfs op grote modeshows.”
Taxidermie voor iedereen
Ook steeds meer mensen doen het tegenwoordig als hobby en dat is te merken aan het grote aanbod aan taxidermieproducten dat verkocht wordt. “Je kan voor elk dier kant-en-klare kunstbody’s kopen, die je gewoon nog een beetje moet bijschaven voor het specifieke specimen dat voor je ligt. Ook kunstogen, kunstgebitten, tanden enzovoort kan je per diersoort aankopen. Zo is het een hobby geworden die voor iedereen toegankelijk is. Er is trouwens ook helemaal niks vies aan taxidermie. Het is absoluut geen bloederige bedoening en heeft eigenlijk niet veel meer om het lijf dan het klaarmaken van een kip, al moet je natuurlijk wel wat secuurder te werk gaan,” lacht Christophe.
“Eigenlijk kan iedereen aan taxidermie doen”, gaat hij verder. “Je moet er wel een beetje aanleg voor hebben én je aan de wetten houden. Inheemse dieren mag je bijvoorbeeld niet zomaar meenemen uit de natuur om te naturaliseren en in je huiskamer te zetten. Alleen voor wetenschappelijke en educatieve doeleinden wordt een uitzondering gemaakt door het FAVV. Omdat wij een educatieve instelling zijn, hoeven wij niet telkens de volledige aanvraag te doorlopen met aangeboden dieren. Wanneer een specimen uit onze collectie het KBIN verlaat, bijvoorbeeld wanneer het opgenomen wordt in een reizende tentoonstelling, moeten we wél de nodige papieren in orde brengen.”
Buizerd
Een boontje voor roofvogels
Het is overigens niet zo dat alle dieren die door de handen van Christophe passeren, in het Museum voor Natuurwetenschappen terechtkomen. “De meeste van onze dieren liggen in archieven en zijn beschikbaar om wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren. Zulke dieren worden niet genaturaliseerd, ze krijgen dus geen natuurlijke houding aangemeten, maar ze worden in een neutrale houding geconserveerd voor de wetenschap: ‘bulken’ heet dat proces. Wanneer er later iemand onderzoek wil doen naar de soort, dat kan gaan van DNA-onderzoek tot het meten van vleugellengtes of een studie naar vogelveren, kan hij of zij toegang krijgen tot die archieven. Daarom is elk dier dat een natuurlijke dood gestorven is hier welkom, ook al hebben we er al enkele in onze collectie.”
Over de vraag welk inheems dier het meest indruk heeft gemaakt, moet Christophe even nadenken: “Elk dier is uniek en eigenlijk maakt het niet uit wat ik in mijn handen krijg: ik begin aan elke job met evenveel toewijding. Maar ik ben wel superfan van alle types roofvogels - misschien beleef ik daar toch nog nét dat beetje extra plezier aan.”