Wilde bijen in de bloemetjes: de klimopbij
Mei is bijenmaand bij Onze Natuur! Daarom zetten we elke week de favoriete wilde bij van een natuurliefhebber in de schijnwerpers. Deze week stelt Sébastien Murat, al 8 jaar gepassioneerd imker, ons voor aan een bij die hem bijzonder fascineert: de klimopbij.
Waar komt jouw passie voor bijen vandaan?
Sébastien Murat: “Ik was al van jongs af geïnteresseerd in de natuur. Een tiental jaar geleden werd ik getriggerd om mij te verdiepen in de imkerij. Dat deed ik gedurende een jaar aan de tuinbouwschool van la Reid. Dat is absoluut een must, want een imker die zonder voorkennis of hulp van een expert bijen begint te houden, loopt gegarandeerd keihard tegen de muur. Acht jaar geleden verwelkomde ik mijn eerste bijen. Ik begon met vier kasten, nu heb ik er een vijftiental.”
Ook wilde bijen kunnen rekenen op jouw sympathie. Waarom is de klimopbij zo speciaal voor jou?
Sébastien: “Ik heb het geluk om vlakbij de vallei van de Julienne te wonen, niet ver van Visé, die erkend is als Natura 2000-gebied. Ze vormt een groene long in de streek met een grote verscheidenheid aan bloeiende planten. De eerste die in bloei komen zijn de wilgen, omstreeks maart, en half augustus zetten we het einde van het bloeijaar in met de klimop. We hebben dus bijna het jaarrond bloemen. Hier in de omgeving valt één bij in het bijzonder op: de klimopbij. Ze nestelt ook bij mij thuis, maar dat doet ze in de bodem - niet in struiken of bomen zoals je misschien zou denken bij het horen van haar naam. Ze graaft haar nest bij voorkeur in losse aarde of zandgrond. Daarmee is ze overigens niet uniek: de meeste Belgische bijensoorten leven deeltijds ondergronds.”
“De tunnels van de klimopbij zijn behoorlijk indrukwekkend: ze reiken tot twee meter diep. Het is een vriendelijke bij die bij ons vooral aan het einde van de zomer opduikt. Je hoeft je geen zorgen te maken wanneer er eentje op je terras verschijnt: ze laat zich zonder problemen observeren en heeft geen slechte bedoelingen. Klimopbijen vertoeven graag in onze tuinen omdat omgewoelde aarde hun werk vergemakkelijkt. Ook in de buurt van water, op zanderige oevers, vind je ze vaak terug. Helaas worden ze regelmatig verward met wespen. Toch kan je beide soorten gemakkelijk van elkaar onderscheiden: een wespennest heeft maar één ingang waaruit werksters af en aan vliegen, een groep klimopbijen graaft elk haar eigen ingang op 5 à 10 cm van haar buurvrouw.”
“Wilde bijen zijn zoveel diverser dan die enkele rassen honingbijen die door de mens geselecteerd werden. Ze zijn vaak kleiner en hun kleuren contrastrijker, maar hun levenscyclus lijkt erg op die van de honingbij. Natuurlijk hebben ze een andere levensstijl, omdat wilde bijen solitair zijn en niet in een bijenkolonie onder het bewind van een koningin leven. Elk vrouwtje graaft haar eigen nest en deponeert er haar eieren. Volwassen klimopbijen overleven de winter niet, omdat ze zich niet in groep kunnen warmhouden. Alleen de larven en poppen zijn in staat om de koudste maanden van het jaar te overbruggen.”
Hoe gaat het met de klimopbij in ons land?
Sébastien: “Dat hangt af van de regio. Dit beschermd natuurgebied, de vallei van de Julienne, huisvest bijzonder veel planten die aantrekkelijk zijn voor bijen. In andere streken waar hagen en bomen hebben plaatsgemaakt voor velden, zoals in Haspengouw, is het een ramp. In mijn buurt kan ik een grote diversiteit aan wilde bijen observeren, maar enkele kilometers verder zijn ze spoorloos. De klimopbij is hier een vrij algemene soort en wetenschappers doen al enkele jaren onderzoek naar haar verspreiding in België, toch herbergt ze nog veel geheimen. Ze steekt de kop op rond september, omdat de plant waarvan ze afhankelijk is - de klimop - dan volop in bloei staat. Daar moet ze de tafel delen met heel wat andere bestuivers die massaal naar de klimop trekken, omdat die plant de laatste grote bloeier van het jaar is met een enorme opbrengst aan stuifmeel die bijen broodnodig hebben om zich te kunnen voortplanten.”
Veel wilde bijen zijn bedreigd in ons land. Met welke uitdagingen wordt de klimopbij geconfronteerd?
Sébastien: “Pesticiden zitten er zeker voor iets tussen dat het bijenbestand achteruitgaat, maar de klimopbij heeft vooral voldoende klimop nodig voor haar voortbestaan. In landbouwgebied kom je die plant - en dus de bij - amper tegen, dus ik denk niet dat ze veel te lijden heeft onder pesticidengebruik. Bovendien komt ze pas uit haar holletje gekropen wanneer de meeste oogsten reeds binnen zijn. Wél kan de klimopbij last ondervinden van het weer: wanneer het te koud en regenachtig is, kan ze onvoldoende uitvliegen om stuifmeel te verzamelen. Langdurige droogtes zijn al even nefast, omdat planten dan onvoldoende stuifmeel aanmaken.”
“Een andere bedreiging is de Aziatische hoornaar. In België heeft dit grote insect fors minder impact dan in Frankrijk, maar het kan enorm destructief zijn voor populaties bijen - ook wilde. Wanneer 200 van die hoornaars tegelijk de aanval inzetten, vernietigen ze in enkele uren tijd een ganse kolonie. De roofzucht van deze wesp wordt aangewakkerd door de paniek die ontstaat onder aangevallen bijen, waardoor ze meer slachtoffers maakt dan ze kan opeten.”
Hoe kunnen wij helpen?
Sébastien: “Omdat de klimopbij op het einde van de zomer pas verschijnt en de winter niet doorbrengt als adult, moet ze stuifmeel kunnen oogsten bij de bloemen van klimop. De volwassen bijen hebben een levenscyclus van 6 weken. Ik raad dus aan om je klimop niet te vroeg te snoeien: het kan de bloei schaden of misschien voorkom je zelfs helemaal dat deze waardevolle plant in bloei komt. Heb je een gevel bedekt met een groene laag klimop, snoei die dan pas aan het einde van de herfst, in oktober, wanneer de bloei voorbij is. Staan er oude bomen in je tuin, overweeg dan om ze te laten begroeien met klimop. Deze wilde bij - en veel andere - zal er wat blij mee zijn!