Op zoek naar fossielen in de stad – en thuiskomen met een halve walvis!
Voor deze uitgetest trok ik wel m’n rubberlaarzen aan, maar liet ik m’n verrekijker thuis. De wilde natuur moest een dagje wachten, want ik had een afspraak met een rasechte fossielenjager. Niet in een steengroeve of bij een rotspartij, wel in hartje Antwerpen!
Ik ontmoet Patrick Van Puymbroeck bij hem thuis. Vanaf dan word ik urenlang ondergedompeld in een verhaal over het Antwerpen van miljoenen jaren geleden, toen er van de stad nog geen sprake was en zeedieren er de plak zwaaiden. “De restanten daarvan zijn alomtegenwoordig in het straatbeeld”, volgens Patrick. “Maar je moet ze willen zien.”
Een gelaagde stadsgeschiedenis
Daarom neemt hij me als eerste mee naar de Gedempte Zuiderdokken, waar een gigantische bouwput omgevormd wordt tot ondergrondse parkeergarage. Zonder de werf te betreden, krijg je er een unieke kijk op de geschiedenis van Antwerpen. Niet alleen de restanten van het oude havendok liggen bloot, je ziet er ook duidelijk een opeenvolging van zandlagen. “Aan de hand van de diepte en de kleur van de zand, weet je uit welk tijdperk die laag stamt. Op zo’n 15 meter onder het straatniveau zie je een asgrijze zandpartij, die de bodem vormt van een 22 miljoen jaar oude zee. De fossiele schelpjes zitten er nog in!” Ik moet Patrick op zo’n woord geloven, want m’n verrekijker ligt dus nog thuis …
Een bouwput van die diepte is de natte droom van elke fossielenjager, maar je mag er natuurlijk niet zomaar in afdalen. “Een fossiel vinden is niet moeilijk”, filosofeert Patrick. “Het is eerder een kwestie van een goeie vindplaats te vinden, de rest gaat vanzelf. In zo’n bouwput geraak je enkel met toestemming van de aannemer. Meestal krijg je die wel, tenminste als je de nodige veiligheidsmaatregelen in acht neemt en belooft om enkel aan het oppervlak te zoeken. Binnenkort starten de graafwerken voor de nieuwe Scheldetunnel, daarvoor is een gezamenlijke aanvraag ingediend door de paleontologen van het KBIN.”
Zoektocht naar fossiele schatten
Mijn handen beginnen al te jeuken om zelf af te dalen, maar dat is natuurlijk geen optie nu de werf terug actief is. Dus trekken we verder door de stad. Zoals het een goede gids betaamt, heeft Patrick een route uitgestippeld met mogelijke vindplaatsen. “Verwacht er niet te veel van”, tempert hij mijn hoop meteen. “Enkele oude schelpjes zullen we zeker vinden, maar voor de rest moeten we vooral het geluk aan onze kant hebben.” Onderweg naar de volgende halte wijst Patrick me op een grote berg leemkleurig zand, afkomstig uit de Schelde.
“Vorige week wou ik hier al eens komen zoeken, maar mijn zoontje had er geen zin in. Ik heb dus geen idee of er wat te rapen valt …” Of ik de kans wou wagen? Tuurlijk, laat dat geluk maar komen! We stappen uit en nemen onze uitrusting uit de koffer: een paar rubberlaarzen en wat plastic zakjes om vondsten in te bewaren. We wandelen recht op ons doel af en komen onderweg al wat verdwaalde schelpjes tegen. Vol enthousiasme begin ik een eerste zakje te vullen.
Antwerpen is walvissenkerkhof
Hoe dichter we bij de berg komen, hoe groter mijn ogen worden … Duizenden schelpjes kraken onder onze voeten: het lijkt wel alsof we letterlijk op een zeestrand terechtgekomen zijn! Maar dit zijn geen recente exemplaren, de fossielen dateren van 3 of 4 miljoen jaar geleden en raakten sindsdien bedolven onder nieuwe zee-afzettingen. Door het gebrek aan zuurstof, zijn ze zo goed bewaard en gefossiliseerd. In al die overvloed lijkt mijn zakje met schelpen plots heel banaal …
Al snel dringt het besef tot me door dat ik geen benul heb van wat ik aan het rapen ben. Welke vondst is écht de moeite waard en wat laat ik beter liggen? Patrick bevestigt mijn gevoel van amateurschap met de de woorden “Kijk, een stuk walvisschedel!” Ik kan m’n verbazing nauwelijks verbergen, maar mijn gids diept het ene na het andere stuk walvissenbot op alsof het alledaagse keien zijn. “Roestachtig bruin en een poreuze structuur, daar moet je naar op zoek”, moedigt Patrick mij aan. Dus ploeter ik verder in de leem, op zoek naar mijn eerste stukje walvis. En in de overdaad van ‘onze’ zandberg, laat dat niet eens lang op zich wachten!
Fossielenbingo
Aan de windkant van de fossielenheuvel wacht ons een nog grotere verrassing. Hoewel het al een week geleden is dat storm Ciara hier het oppervlakkige zand heeft weggevaagd, zitten alle fossielen nog netjes aan de vlakte. Klaar om weggeplukt te worden!
We beginnen onderaan en werken gestaag naar boven toe. Alleen op die manier kan je de volledige berg scannen, zonder kostbare vondsten te bedelven onder losliggend zand. Patrick komt glunderend naar beneden geklauterd “Kijk, een intacte walvissenwervel. Volgens mij een van de grootste exemplaren die ik al gevonden heb!” Even later verschijnt hij met nog twee wervels die netjes in elkaar passen: de ‘atlas’, waar het hoofd op rust, en de ‘draaier’, de tweede halswervel. “Het is hier echt bingo vandaag en geen enkele fossielenjager was ons al voor!”
De ongeschreven regels van de fossielenjacht
We zegden het eerder al: de grootste zoektocht is die naar een goede vindplaats. Terwijl we de berg doorploegen, komen er af en toe geïnteresseerde voorbijgangers scannen wat er te rapen valt. Zouden het nog meer amateur-paleontologen zijn? We besluiten om onze route niet verder te zetten en zoveel mogelijk fossielen uit deze berg te halen, nu hij nog maagdelijk is. “Straks kan je aan onze voetsporen zien dat wij hier geweest zijn,” bedenkt Patrick. Elke passerende fossielenjager weet dan dat dit de place to be is.
Ik hoop dus dat storm Dennis straks onze sporen uitwist en nieuwe fossielen blootlegt, dan kan ik na de zondvloed deze vindplaats verder uitkammen.”
Fonkelende haaientanden
Het geoefende oog van mijn begeleider haalt nog meer speciale fossielen naar boven: een wervel en wervelschijf van een jonge dolfijn, stukjes schildpad, gehoorbeenderen van zowel walvis (zie hoofdingsfoto) als dolfijn, een stuk potvistand, wat zeehondenbot en werkelijk een schat aan haaientanden. Zelf loop ik een beetje verloren op de waanzinnige heuvel met restanten uit een oude tijd. Ik kijk mijn ogen uit, maar slaag er niet in hoofdzaak van bijzaak te onderscheiden. Tot ik plots iets blauwigs zie glinsteren tussen het schelpengruis. Ik klim een beetje hoger en veeg voorzichtig wat zandkorrels weg. Daar verschijnt een kleine, maar messcherpe haaientand. Wat een kick!
Een museum in eigen huis
De avond valt en de wolken vullen zich met regen. We leggen al onze vondsten bij elkaar en halen wat dozen uit de wagen om ze in te laden. Terug thuisgekomen bij Patrick, neemt hij me mee naar z’n privéverzameling in de kelder. Rekken, schuiven en kasten zitten afgeladen vol met fossielen die hij vooral in de sinjorenstad heeft opgerakeld.
We sluiten de dag af door onze buit te wassen en te verdelen. De meest waardevolle stukken houdt hij zelf, maar ook ik ga naar huis met een flinke portie walvis, een beetje dolfijn, een dosis schelpen en alle haaientanden. Bij die laatste zit ook een ‘verspoeld’ exemplaar, een tand van zo’n 40 miljoen jaar oud die verzeild raakte in een recentere laag. De afgeronde punten, het resultaat van eeuwenlange erosie, verraden zijn ouderdom. Mij doet het denken aan de haaientanden die zongebruinde surfers wel eens rond hun nek hangen om zich te beschermen tegen de gevaren van de zee.
Het resultaat van mijn dagje fossielenjacht is dus een prachtige start van m’n eigen collectie fossielen én de wetenschap dat je nooit zomaar voorbij een ordinaire berg zand mag rijden. Smaakt ongetwijfeld naar meer!