Edelhert
Het edelhert is het grootste zoogdier op het Belgische vasteland, je kan er dan ook niet naast kijken. Ze zijn overdag en ’s nachts actief, maar waar veel mensen komen zie je ze enkel in de schemeruren.
Herken het edelhert
(Cervus cephalus)
Met z’n statige gewei, zijn de mannelijke edelherten een imposante verschijning. De gevlekte kalfjes lopen dan weer over van schattigheid. Zo kan je het edelhert herkennen:
- de mannetjes hebben een schofthoogte van 105 tot 125 cm, vrouwtjes zijn veel kleiner en meten slechts 90 tot 110 cm
- de vacht is roodbruin met een roomkleurige buik en ‘spiegel’ op het achterwerk
- ‘s winters kleurt de vacht grijsbruin
- de vacht van de kalveren is gevlekt, waardoor ze uitstekend gecamoufleerd zijn
- de korte staart wordt in de vlucht omhoog gestoken
- de mannetjes kan je herkennen aan hun sterk vertakte gewei (enkel ‘s zomers) en hun dik behaarde kraag
Op het menu van het edelhert
Edelherten zijn herbivoren en eten dus strikt plantaardig. Wat ze precies eten, hangt af van het seizoen en van de biotoop waarin ze leven. In de lente en zomer zijn ze verlekkerd op grassen en blaadjes van bomen, struiken en kruiden. In de winter knabbelen ze op boomschors, jonge takken en oude grassen, af en toe pikken ze wat eikels en noten mee.
Leefgebied van het edelhert
Edelherten kan je in verschillende, bosrijke landschappen tegenkomen. Ze gedijen zowel in nat moerasgebied als op droge heide en leven van op een uitgestrekte grasvlakte tot in het hooggebergte. Wel gaan ze op zoek naar voedselrijke habitats, liefst met voldoende aanwezigheid van water om van te drinken..
Deze fraaie dieren hebben uitgestrekte bossen nodig om te overleven. Per vierkante kilometer leven 5 tot 45 individuen. In België leven edelherten vooral onder de taalgrens, in de wijdse Ardense bossen. In Vlaanderen kom je het edele dier enkel in de Voerstreek tegen. Door het lage aantal natuurlijke vijanden (wolf, lynx) kan het edelhert relatief ongestoord leven in ons land. Jonge kalveren worden wel eens gevangen door vossen of de zeldzame steenarend.
Edelhertenliefde
Mannetjes en vrouwtjes leven in aparte groepen of ‘roedels’. De hindenroedels bestaan uit vrouwelijke dieren (hindes) en hun nakomelingen tot een leeftijd van ongeveer 2 jaar. De groep wordt aangevoerd door één van de oudere hindes en haar kalf.
De mannelijke hertenroedels leven buiten het bronstseizoen vreedzaam samen. Aan het einde van de winter, tussen februari en april, werpen ze hun gewei af. Vanaf dan groeit het opnieuw aan met een verbazingwekkende snelheid van 2 cm per dag. Oudere, gezonde mannetjes hebben een dikker en zwaarder gewei, maar het aantal 'takken' zegt niet noodzakelijk iets over hun leeftijd. In augustus is het gewei compleet en begint de ‘basthuid’ te jeuken. De mannetjes gaan dan met hun gewei tegen bomen schuren, wat er soms erg bloederig kan uitzien. Het is niet zo dat het hert met het grootste gewei het voor het zeggen heeft, de lichaamsbouw en de leeftijd leggen meer gewicht in de schaal.
Vlak voor de bronst (die duurt van eind september tot half oktober) gaan de mannetjes elk hun eigen weg. Ze imponeren elkaar door uitgebreid te burlen: een soort oerkreet die dan door de bossen weerklinkt. Soms komt het ook tot gevechten, waarbij ze met hun indrukwekkende geweien tegen elkaar slaan.
Het mannetje dat daarbij de anderen overtreft, integreert in een groep hindes om de daad bij het woord te voegen. Tijdens de bronstperiode nemen de mannetjes hun taak zo serieus, dat ze amper aan eten toekomen. Bovendien verbruiken ze extreem veel energie met het imponeergedrag en bij het paren. Ze verliezen in deze periode tot 30% van hun lichaamsgewicht! Gelukkig duurt de bronst niet lang en kunnen de uitgeputte mannetjes snel terugkeren naar hun vrijgezellengroep.
In het begin van de zomer (mei-juni) verstoot de drachtige hinde haar vorige kalf en zondert ze zich af van de groep. Ze zoekt een beschutte plek en zet een nieuw kalfje op de wereld. Het jong ligt dan verscholen in het struikgewas, dicht tegen de grond om niet opgemerkt te worden door roofdieren. De moeder laat haar kalfje meestal alleen en komt enkel terug om het te zogen. Pas na één tot twee weken vervoegen moeder en kalf zich terug bij de roedel. Het jong begint al snel mee te grazen, maar drinkt ook bij de moeder tot 6 à 10 maanden. Als de moeder niet opnieuw drachtig raakt, kan de zoogperiode ook na de leeftijd van 1 jaar nog doorgaan.
Relatie met de mens
De aanwezigheid van edelhertenroedels hebben een groot effect op de bossen waarin ze leven. Ze bepalen mee hoe snel een bos verjongt en beïnvloeden welke soorten meer of minder kansen krijgen in het bos.
Omdat edelherten weinig natuurlijke vijanden kennen in ons land, is de mens hun grootste vijand. Geregeld vallen er verkeersslachtoffers en de soort wordt ook intensief bejaagd. Toch houden de populaties in het zuiden van België erg goed stand.
In Vlaanderen komt het edelhert enkel voor in de Voerstreek, al kan je soms een verdwaald exemplaar tegenkomen aan de grens met de Nederlandse provincie Noord-Limburg. Er zijn in de rest van Vlaanderen wel gebieden waar de soort zou kunnen floreren, maar die zijn onbereikbaar door versnippering. Er zijn plannen om het edelhert in die gebieden te herintroduceren of corridors aan te leggen zodat ze die gebieden zelfstandig kunnen koloniseren.
Wist je dat …
- het aantal vertakkingen van het gewei niets vertelt over de leeftijd van het mannetje?
- de kalveren van het edelhert meestal hun stippen verliezen na 2 maanden?
- sommige edelherten hun stippen behouden, zelfs als ze volwassen zijn?