Ga naar main content
gladde-slang-portret.jpg

Gladde slang

Van de drie inheemse slangensoorten die in België leven, is de gladde slang het minst bekend. Haar grootste wapen: een perfecte camouflage en de gave om ongezien door het leven te kronkelen. Wie er eentje te zien krijg, mag dus met recht en reden spreken van ‘slangengeluk’.

fiche-gladde-slang-nl.png

Herken de gladde slang

(Coronella austriaca)

De gladde slang is dagactief, maar is erg moeilijk om waar te nemen. Je hoeft er niet op uit te trekken bij zonovergoten weer, maar wacht beter op lichte bewolking met eventueel wat regen. In het voorjaar, wanneer de mannetjes een vrouwtje zoeken, is je kans om een gladde slang te spotten het grootst. Een volwassen gladde slang is bijna zo groot als de adder (waar ze overigens wel eens mee verward wordt), maar minder groot dan de gevlekte ringslang. Zo kan je haar herkennen: 

  • slanke slang met een lengte tot 80 cm, maar meestal niet groter dan 65 cm
  • kop en lichaam gaan geleidelijk in elkaar over
  • gladde schubben zonder ‘kiel’, waardoor de slang er ‘glanzend’ uitziet
  • grijsachtig tot (geel-)bruin met lange rijen donkere vlekken op de rug 
  • gele ogen met een ronde pupil (in tegenstelling tot de spleetvormige pupil van de adder)
  • donkere streep aan weerszijden van de kop, de ‘kroon’ die ook in de wetenschappelijke naam ‘Coronella’ terugkomt
  • jonge slangen hebben meestal een rode buik
Gladde slang tussen planten

Op het menu

Vroeger werd gedacht dat de gladde slang uitsluitend hagedissen eet, maar ondertussen weten we dat ook jonge vogels en kleine zoogdieren zoals muizen en spitsmuizen ten prooi vallen. Met behulp van haar uitstekende reukzin spoort de slang nesten met jonge muizen op. Hagedissen - en soms zelfs jonge adders - worden op het zicht bejaagd. Juvenielen blijken bijna uitsluitend reptielen te eten, terwijl de volwassen dieren minder kieskeurig zijn.

Leefgebied van de gladde slang

De gladde slang is een echte zonneklopper. ‘t Is te zeggen: ze houdt van droge gebieden met een lage begroeiing waar de zon vrij spel heeft, zoals heide, (open) bosranden en kalkgraslanden. Ze vertoeft soms ook op kunstmatige terreinen zoals groeves en spoorwegbeddingen. Een belangrijke voorwaarde voor de gladde slang is de aanwezigheid van ‘structuur’ in het landschap. Ze houdt van bulten, kuilen, holen en gaten in het bodemoppervlak. Op deze kaart kan je bekijken waar in België de gladde slang waargenomen wordt. 

In het najaar vindt de ‘herfsttrek’ plaats, dan migreert de gladde slang naar een geschikte plek om te overwinteren. Dat doet ze in goed geïsoleerde schuilplaatsen zoals holen die eerder door zoogdieren bewoond werden. Ze kruipt minstens 35 cm diep om vrieskou te vermijden. Meestal hoeft ze daarvoor niet verder dan zo’n 400 meter te glibberen. In het voorjaar, waarschijnlijk pas na het paren, keert de gladde slang terug naar hun zonovergoten zomerhabitat. 

Slangenliefde

De meeste gladde slangen komen pas laat uit hun winterslaap t.o.v. onze andere inheemse slangen. Het is dan meteen ‘slangentijd’, waarbij de mannetjes en vrouwtjes met elkaar paren. Soms gaan daaraan agressieve gevechten tussen de mannetjes vooraf. De paartijd loopt van eind maart tot eind april. Het mannetje maakt het vrouwtje het hof door om haar heen te kronkelen. Andere verleidingstrucs zijn het ‘tongelen’ en het ‘knikken’ met de kop. De paring zelf neemt enkele tientallen minuten in beslag. Soms zijn er later op het jaar ook nog ‘herfstparingen’, die in uitzonderlijke gevallen pas het jaar nadien jongen opleveren. 

Het vrouwtje houdt zichzelf nu zo warm mogelijk, door veel te zonnen. Dat is nodig omdat de gladde slang ovovivipaar of eierlevendbarend is. Dat wil zeggen dat de eitjes zich binnen in het slangenlichaam ontwikkelen. De embryo’s groeien het best bij een temperatuur van 29 tot 33°C. Na 4 à 5 maanden, omstreeks de maand augustus, worden 3 tot 15 jongen geboren. In warme jaren zijn ze er al wat vroeger, tijdens een koude zomer werpt het vrouwtje soms pas in oktober haar jongen. De kleine slangen worden in het ei ‘gelegd’, maar breken er zo goed als meteen uit. Ze zijn dan 12 tot 21 cm lang. 

Pas na 3 jaar (mannetjes) of langer (vrouwtjes) worden de juveniele slangen zelf geslachtsrijp. Na een jaar met jongen last het gladde slangenvrouwtje meestal een sabbatjaar in. In Zuid-Europa krijgen gladde slangen wel jaarlijks jongen, in het noorden soms pas om de drie jaar. 

gladde-slang-2.jpg

Relatie van de gladde slang met de mens

Door versnippering van het landschap heeft de gladde slang het erg moeilijk. Bestaande populaties kunnen zich niet uitbreiden bij gebrek aan leefgebied dat tegelijk geschikt én bereikbaar is. Via een soortenbeschermingsprogramma worden bestaande habitats beschermd, beheerd, uitgebreid en met elkaar verbonden. Hoe ze dat in de Kalmthoutse Heide aanpakken, kan je in dit filmpje bekijken.

Wist je dat de gladde slang …

  • een uniek vlekkenpatroon heeft? Het is als een vingerafdruk bij mensen: aan de vlekken kan je een individuele gladde slang herkennen. 
  • niet giftig is? Wel kan ze heftig bijten wanneer ze belaagd wordt. Geen paniek: haar tanden zijn zo klein, dat ze nauwelijks schade kan aanrichten bij mensen. 
  • zich overdag meestal niet meer dan 10 meter verplaatst?