Grote watervlo
De watervlo dankt haar naam aan haar ‘springerige’ manier van voortbewegen. Maar eigenlijk is het een piepklein kreeftje, amper zichtbaar met het blote oog. Net zoals andere kreeftachtigen, heeft de watervlo een schaal, antennes en een heleboel poten.
Misschien ken je watervlooien wel beter als visvoer voor je aquarium. In onze zoete waters vervullen deze piepkleine kreeftachtigen ook een belangrijke rol. Ze staan onderaan de voedselpiramide (net één trapje hoger dan groenalgen en bacteriën) en worden gegeten door kleine waterdieren zoals amfibieën, visjes en insectenlarven.
Herken de grote watervlo
(Daphnia magna)
Watervlooien bestuderen is erg moeilijk zonder microscoop. Je ziet ze als kleine stipjes op en neer bewegen in het water. Daarvoor gebruiken ze hun lange antennes als roeiorgaan.
Bij ons komen twee soorten voor: Daphnia pulex en Daphnia magna. Ze zijn erg moeilijk van elkaar te onderscheiden, maar de laatste soort is iets groter. Onder de microscoop ziet de watervlo er zo uit:
- 2 tot 5 mm groot, het vrouwtje merkelijk groter dan het mannetje
- één facetoog (in feite zijn de twee ogen samengevoegd)
- doorzichtig lichaam, bij het vrouwtje zie je vaak eitjes zitten
- ovale, tweekleppige schaal met spitse onderkant
- 2 paar antennes
- 5 paar poten, die de watervlo gebruikt om te eten
Op het menu
Watervlooien zwiepen met behulp van hun antennes gezwind naar omhoog in het water. Terwijl ze zich laten zakken, eten ze al het zwevend micromateriaal op dat ze tegenkomen: microalgen, bacteriën, organisch afval … Dat doen ze door met hun poten water onder hun pantser te pompen. De borstels op hun poten filteren al het eetbare, zwevende materiaal eruit.
Leefgebied van de watervlo
De watervlo komt over de hele wereld voor in zoet water, zowel stromend als stilstaand.
Watervlooienliefde
Het vrouwtje van de watervlo kan zichzelf klonen. Ze broedt eitjes uit in haar lichaam, zonder dat daar een mannetje aan te pas komt. Daarom zijn er veel meer vrouwtjes dan mannetjes. In het vrouwtje ontstaan telkens vier eicellen uit een zogenaamde ‘moedercel’, waarvan er slechts eentje tot ontwikkeling komt. Het uitverkoren ei gebruikt de overige eicellen als voedsel.
Via een nauw kanaal komt het ei vervolgens in de broedholte terecht, aan de rugzijde van de vrouwtjesvlo. In die holte zitten meerdere eieren tegelijkertijd, van verschillende ouderdom. ‘s Zomers ontstaat er uit zo’n ei een volwaardige watervlo, die de broedholte langs de achterzijde verlaat.
Alleen in slechte omstandigheden (meestal in het najaar) planten watervlooien zich geslachtelijk voort. De mannetjes zorgen dan voor extra genetische variatie, door de vrouwtjes te bevruchten. Dat bevordert de overlevingskansen voor de soort.
Een najaarsei is veel groter. Het rugschild van het vrouwtje ontwikkelt een verdikking omheen de eieren. Tijdens het vervellen scheurt dat omhulsel los van de vrouwelijke watervlo. Er ontstaat nu een drijvend ‘winterei’, dat meegevoerd wordt met de wind of met de veren van vogels die in het water passeren. Zo werkt de watervlo zijn eigen verspreiding in de hand. Pas na een rustpauze komen de wintereieren tot ontwikkeling. Ook in de zomer gaan watervlooien soms over tot het maken van wintereieren, die dan slechts enkele weken in rust verkeren.
Relatie van de watervlo met de mens
Watervlooien zijn extreem gevoelig voor bepaalde vormen van waterverontreiniging. Daarom worden ze gebruikt als indicator voor de waterkwaliteit. Omdat ze zich zo makkelijk voortplanten, worden ze ook vaak gebruikt in laboratoria, bijvoorbeeld om de giftigheid van bepaalde stoffen te bepalen.
Wist je dat de watervlo …
- zich kan voortplanten zonder dat er een mannetje aan te pas komt?
- geen vlo is, maar een kreeftachtige?
- maar één (samengesteld) oog heeft?