Haas
‘Mijn naam is haas’, wordt wel eens gezegd als men van niets weet (of veinst van niets te weten). Maar wie dit artikel leest, weet voortaan alles over dit krachtige dier!
Herken de haas
(Lepus europaeus)
De haas wordt wel eens verward met zijn kleinere neef, het konijn. Met hun bruinige vacht en lichtgekleurde buik lijken de twee langoren dan ook op elkaar. Toch zijn er enkele opvallende verschillen die alle twijfels overboord gooien:
- de haas is forser, met een lengte van 0,5 tot 0,65 meter
- hij heeft langere poten
- de oren zijn langer (9 – 12 cm)
- de haas heeft zwarte ‘lepels’ of uiteinden aan de oren
- zijn ogen zijn amberkleurig, die van een konijn donkerbruin
- de onderwol is wit bij hazen, grijs bij konijnen
- de bovenzijde van de staart is zwart (en kan je goed zien wanneer de haas rent)
- hazen zijn lange-afstandslopers die tot 65 km/u halen, terwijl konijnen eerder korte sprints trekken
- het looppatroon van een vluchtende haas is heel typisch, met onverwachte bochten van 90 graden (‘haken’)
Het voorjaar is ideaal om hazen te spotten, omdat het gras dan nog kort is. Je hebt het meeste kans om er eentje tegen te komen bij valavond, ‘s nachts en in de ochtendschemering. ‘s Zomers laat de haas zich ook wel eens overdag zien. Jonge hazen kan je herkennen aan een witte vlek op de kop.
Op het menu
Hazen zijn echte planteneters en leven vooral van grassen (‘s winters) aangevuld met kruiden (in de zomer). Daarnaast durven ze zich tegoed doen aan landbouwproducten die voor het rapen liggen op onze akkers, zoals granen, maïs en aardappelen. Ze hebben platte kiezen die hen helpen met het vermalen van plantaardige vezels.
Net zoals het konijn en de bever, produceert de haas twee types ontlasting. Na een eerste passage doorheen het spijsverteringsstelsel, worden er in de darmen zachte keuteltjes gevormd die de haas meteen weer opeet. Pas bij een tweede passage raakt het voedsel volledig verteerd en deponeert de haas droge, harde keutels in het landschap.
De haas leeft in gans Europa, tot op 3000 meter hoogte, behalve in het Noorden van Scandinavië. Hij is oorspronkelijk een steppebewoner en verkiest dun bevolkte gebieden. Je ziet hem vooral op graslanden, akkers en open velden, maar kan hem ook tegenkomen in (open) bossen en heidegebieden.
Hazen wonen – veelal solitair – in legers, ondiepe kuiltjes in de bosrand, onder lage begroeiingen, in het hoge gras of in de diepe ploegvoren van een een akker. Een hazenleger is typisch 10 tot 20 cm diep en 25 cm lang. In de paartijd leven koppels soms samen en ‘s winters zie je hazen soms in kleine groepen grazen.
Hazenliefde
Het is een spectaculair zicht, wanneer hazen in het voorjaar ‘boksen’ tijdens de paartijd. Vanaf februari kan je het schouwspel waarnemen, waarbij een moer (vrouwtjeshaas) achtervolgd wordt door enkele rammelaars (mannetjes). De mannen houden dan ware boksmatchen, waarbij ze een flink pak rammel uitdelen aan hun tegenstanders. Men noemt dit dan ook de ‘rammeltijd’. Even vaak nemen ook de vrouwtjes trouwens deel aan het gevecht, om de mannen van zich af te slaan.
Na een draagtijd van zes weken komen de volledig behaarde hazenjongen ter wereld. Ze verlaten al na enkele dagen het open nest en worden door de moeder verdeeld over individuele legers. ‘s Nachts keren ze daar terug om gezoogd te worden door hun moeder. Na een maand gaan de jonge hazen hun eigen weg.
In de periode van februari tot oktober brengt de moeder vier nesten groot, met in totaal ongeveer elf jongen. Daarvan halen slechts enkele hazen de volwassen leeftijd. De belangrijkste gevaren voor een jonge haas zijn predatoren (o.a. de vos) en koude, natte weersomstandigheden. Vanaf 3 à 4 maanden kunnen de vrouwtjes reeds geslachtsrijpheid bereiken, maar meestal doen ze er langer over.
Relatie met de mens
Sinds de jaren ‘70 is het hazenbestand sterk achteruit gegaan, waarschijnlijk door de intensievere landbouwmethodes. Doordat er vaker gemaaid wordt en er minder wilde perceelsranden zijn, verdwijnen de rustige plekjes waar hazen een veilig leger kunnen maken. Hazen verkiezen een meer versnipperd landbouwgebied, waarin kleine percelen afgewisseld worden met kruid- en bloemrijke zones.
Om hazen de kans te geven zich in veiligheid te brengen, wordt aangeraden dat landbouwers van de ene naar de andere kant maaien en nooit van buiten naar binnen. Het aanbrengen van kleine landschapselementen, zoals bosjes, onkruidhoekjes, hagen en boskanten, biedt geschikte rustplaatsen voor de haas.
Daarnaast worden hazen bejaagd voor menselijke consumptie en om landbouwschade te beperken. Dat laatste kan ook verhinderd worden door het beschermen van de gewassen (met een geschikte omheining of door jonge boompjes te beveiligen) of door ander geschikt voedsel aan te bieden (zoals snoeihout).
Wist je dat de haas …
- snelheden tot 65 km/u kan bereiken? Tegelijkertijd maakt hij haakse hoeken van 90 graden om belagers af te schudden.
- jongen werpt die volledig behaard zijn en meteen kunnen lopen?
- zijn eigen keutels weer opeet? Zo is hij er zeker van dat alle voedingsstoffen opgenomen worden!
- geen knaagdier is? Net zoals het konijn, is het een haasachtige. In tegenstelling tot knaagdieren, hebben haasachtingen een extra paar (kleine) snijtanden achter de grote snijtanden in de bovenkaak. Ook gebruiken ze nooit hun voorpoten bij het eten, wat veel knaagdieren (denk maar aan de eekhoorn) wel doen.