Waar komen die fraaie herfstkleuren vandaan?
Wanneer de zomer op z’n einde is en het weer begint te kwakkelen, is er gelukkig één lichtpuntje: de oogverblindende kleurenpracht van de herfst. Waarom wordt groen ineens geel, rood en paars?
Sommige bomen stoppen ‘s winters met groeien. Dan verliezen ze hun bladeren, maar niet vooraleer die eerst de allermooiste kleuren krijgen. Maar laat je niet foppen: eigenlijk zitten die kleuren altijd al in de bladeren. Tijdens de zomer worden ze overstemd door een overvloed aan bladgroen. Geen wonder dat er zoveel tinten groen in de natuur te vinden zijn: elke unieke bladkleur is een combinatie van bladgroen én al die andere (herfst-)kleuren!
Het bladgroen, dat overal en altijd exact dezelfde kleur heeft, is een soort energiefabriekje voor planten. Het haalt energie uit zonlicht waarmee planten CO2 omzetten in suikers. In de herfst sterft dat bladgroen geleidelijk aan af, waardoor de bladeren hun groene kleur verliezen. En dan komen dus al die andere vrolijke kleuren tevoorschijn!
Een bont allegaartje van herfstkleuren
Hou je vast voor enkele ronkende namen waarmee onze altijd aanwezige herfstkleuren bedeeld zijn. Xantofyl en caroteen zorgen voor gele en oranje kleurtjes. Helderrode bladeren hebben we te danken aan lycopeen. Deze kleurstoffen zijn veel stabieler dan hun neefje chlorofyl of bladgroen.
En dan verschijnen er ook nog eens nieuwe pigmenten in herfstbladeren. Op zonnige herfstdagen worden anthocyanen aangemaakt, waardoor plots dieprode tot paarse kleuren kunnen verschijnen. Die kleur is zo sterk, dat ze met gemak het flauwere geel en oranje overtreft.
Herfstkleuren zijn uniek voor ons klimaat
We mogen van geluk spreken in ons land, want ‘herfstkleuren’ zijn een lokaal verschijnsel. In sommige delen van de wereld zul je dit tafereel nooit tegenkomen! In de tropen bijvoorbeeld, hebben bomen het jaarrond bladeren. De weersomstandigheden zijn daar ideaal voor: het is er warm, er is veel zonlicht en er valt regelmatig verse regen. Onze loofbomen zouden het daar nooit uithouden: ze zijn genetisch voorbestemd om hun bladeren te laten vallen en kunnen de concurrentie met tropische snelgroeiers onmogelijk aangaan.
Ook in koudere streken, verder naar het noorden, zijn de bomen altijd groen. Maar daar is de situatie anders: er groeien voornamelijk naaldbomen. Loofbomen zijn er haast onbestaande, want ze kunnen zo’n strenge winters niet overleven. De herfst is daarom uniek voor de ‘gematigde klimaatgordels’: Europa, het zuidelijke deel van de Verenigde Staten en Oost-Azië in het noordelijk halfrond, het zuidelijke deel van Zuid-Amerika, het zuiden van Afrika en een deel van Australië in het zuidelijk halfrond.
De ene herfst is de andere niet
Elke boomsoort heeft zijn eigen, unieke herfstkleur. Dat is zo genetisch vastgelegd. In streken met andere soorten, zie je dus een ander kleurenpalet. Daarom wordt wel eens gezegd dat de Europese herfst geel is, terwijl die in Amerika rood is. En die uitspraak is nauwelijks gelogen: in Noord-Amerika groeien gewoon veel meer boomsoorten die rood kleuren dan bij ons.
Dat wij minder roodverkleurende bomen hebben, is niet zo gek. In Europa hebben we immers in totaal veel minder boomsoorten dan over de plas. Dat is een gevolg van de ijstijden: die deed gevoelige soorten terugdringen naar het zuiden. In Amerika (en Oost-Azië) was dat geen probleem: er zijn geen natuurlijke barrières die zo’n verschuiving in de weg staan. Maar in Europa kwamen de ‘vluchtende’ loofbomen aan de rand van de Alpen terecht, die een fysieke grens vormden. Daardoor zijn bij ons heel wat roodkleurende soorten uitgestorven, die in Noord-Amerika en Oost-Azië nog steeds floreren.