De mysterieuze vacht van de vos nader bekeken
De vos die zich in onze streken laat zien (vulpes vulpes) herken je in één oogopslag aan zijn roodbruine tot soms feloranje vacht – en het witte puntje aan zijn staart. En dat terwijl zijn neven en nichten in andere uithoeken van de wereld met hun subtieler gekleurde haren net opgaan in de omgeving. Zo draagt de poolvos een witte jas om te verdwijnen in het sneeuwlandschap en heeft de woestijnvos of fennek om voor de hand liggende redenen een zandkleurige pels. Welke geheimen gaan er schuil achter die mooie, rode vacht van ‘onze’ vos?
Een mix van kleurvariaties
Net als bij mensen ontstaat de haarkleur van een vos door pigment, genaamd melanine. Terwijl de vacht groeit, wordt die melanine op de haren afgezet, waarbij de volgorde en de verhouding tussen licht en donker pigment de uiteindelijke vachtkleur bepaalt. Misschien lijkt het alsof onze vos een heel egaal gekleurde vacht heeft, maar niets is minder waar! Als je de afzonderlijke haartjes eens van naderbij bestudeert, zie je al snel dat er tussen de overwegend rode haren ook heel wat haren met zwarte, geelbruine en witte ‘banden’ zitten. Die haartjes kunnen in verschillende concentraties verspreid over het vossenlichaam voorkomen, wat ervoor zorgt dat er heel wat gemengde variaties in kleur mogelijk zijn, van roodachtig geel tot een diep oranje en donkerrood.
Felrood en toch onopvallend
Valt dat dan niet enorm op, zo’n oranje of rode vacht, wanneer de vos op jacht gaat? In een stemmig herfstbos kan hij misschien wel opgaan in zijn omgeving, maar wat als hij door een weiland of een gebied vol frisgroene blaadjes loopt? Dan moeten we natuurlijk even in het achterhoofd houden dat niet elk dier de wereld ziet zoals wij dat doen. Als wij oog in oog staan met een vos, kan dat rood op groen voor onze mensenogen geen groter contrast vormen. Heel wat zoogdieren hebben echter een veel minder sterk ontwikkeld zicht en een beperkte kleurenwaaier.
Als trichromaten kunnen wij kleuren op drie verschillende golflengtes onderscheiden: korte (rood), middellange (groen) en lange (blauw). Dieren met een dichromatisch zicht hebben maar twee kleursensoren of ‘kegeltjes’ in hun ogen en zien de wereld dus veel minder kleurrijk. Concreet zien zij alles tussen rood en groen in min of meer dezelfde gelige kleur en valt een rode vos in een groen bos vermoedelijk dus niet erg op voor veel van zijn prooidieren. Je kan het vergelijken met een tijger, die voor mensenogen een heel opvallend vachtpatroon heeft, maar voor zijn prooien helemaal verdwijnt in het decor. Bovendien gaat de vos meestal in de schemering op jacht en speelt zijn vachtkleur dus sowieso geen grote rol bij het jagen.
Een staart als een wit verfborsteltje
Zoals je weet, is de vos niet volledig ros van kleur. De onderkant van zijn poten – de zogenaamde ‘sokjes’ – is donkerbruin tot zwart getint, net als de achterkant van zijn grote, puntige oren. Vaak bevat ook de staart wat meer donkerkleurige haren. Op het uiteinde na dan, want dat wordt meestal gekenmerkt door dat typische witte puntje, alsof hij zijn staart in een emmertje witte verf heeft gedoopt. Waar dat witte borsteltje voor dient, is niet met 100% zekerheid te zeggen, maar de kans is groot dat het de vos helpt wanneer hij een soortgenoot bij slechte lichtomstandigheden wil achtervolgen door dichte vegetatie. Letterlijk als een baken in de duisternis dus! Ook draagt hij een soort wit slabbetje vanaf zijn bovenlip en de onderkant van zijn snuit, dat zijn hele borst en buik bedekt.
Laagjes tegen de weergoden
De vossenvacht bestaat uit verschillende lagen. Dicht bij de huid zit een fijne, korte, grijskleurige ondervacht die de lichaamswarmte vasthoudt en voor isolatie zorgt. Aan de buitenkant liggen de lange, grovere dekharen die waterafstotend zijn en zo de ondervacht beschermen tegen de weerselementen. Op sommige plaatsen op het lichaam zijn deze stugge haren wat langer, zoals op de staart. En daartussenin zit nog een derde laagje haren, dat vergelijkbaar is met de dekharen, maar dan wat korter en dunner. Twee van die tussenharen vormen samen met één dekhaar een bundeltje voor extra bescherming.
In de winter krijgen vossen in noordelijke gebieden een dikkere wintervacht om de kou te trotseren. Al krijgen ze het tijdens het lopen dan natuurlijk wel aardig warm … Net als honden kunnen vossen niet zweten zoals wij mensen dat doen: hun huid kan geen vocht afscheiden om hun lichaam af te koelen. Daarom is de vacht rond hun gezicht, oren, onderbenen en poten – alles samen zo’n 30% van hun lichaamsoppervlakte – wat korter, zodat ze op die plaatsen wel warmte kunnen verliezen. Ondertussen blijven hun nek, flanken en staart lekker warm.
Albinisme bij vossen
Wist je trouwens dat er ook albinovosjes bestaan? Bij quasi elke diersoort, inclusief de mens, komen individuen voor waarbij er door een genetische afwijking onvoldoende of geen melanine in de vacht of de huid wordt aangemaakt – al is albinisme wel uiterst zeldzaam. Het verschil met een poolvos, die eveneens een witte vacht heeft, is duidelijk merkbaar: een albinovos heeft een roze snuit en dito kale oortjes, bij een poolvos is de neus zwart en is de binnenkant van de oren dicht behaard en de huid donkerder van kleur. Albinovossen kunnen trouwens perfect ‘normaal’ gekleurde, dus rode welpjes op de wereld zetten.