Kruisspin
Elke spin spint haar eigen web (of niet)
Echte kenners zijn zo goed in het herkennen van spinnenwebben, dat ze aan de hand van de architectuur van een web de bijhorende soort kunnen determineren. Dat lijkt een onmogelijke taak, maar wie goed rondkijkt, komt in eigen huis en tuin vast ook al wat verschillende webtypes tegen. Wat voor webben spinnen spinnen? Dat mysterie wordt hier voor jou ontrafeld.
Wielweb
Het spinnenweb aller spinnenwebben, zoals je ze ziet bij Halloween en in kinderboeken, is het wielweb. O.a. de kruisspin en de tijgerspin maken zo’n constructie om voorbijvliegende prooien te strikken. Het wielweb ziet eruit als een fietswiel – rond en met spaken – waartussen een kleverig spiraal wordt geweven. Via de spaakdraden beweegt de spin zich veilig over haar eigen web, want daar blijft ze niet aan plakken. Afhankelijk van de spinnensoort, worden wielwebben verticaal of horizontaal opgehangen.
Trechterweb
Wielwebben zal je zelden in huis aantreffen, daar zijn matwebben eerder de regel. Ze worden o.a. gesponnen door de huisspin, die haar maaksel vooral in huiselijke hoekjes optrekt waar ze naast insecten ook stof en vuil vangen. Deze horizontaal georiënteerde, matachtige constructies zijn allesbehalve kleverig, maar omdat ze bestaan uit meerdere lagen raken insecten er toch makkelijk in verstrikt. Uit een verlaten web kunnen ze zichzelf misschien nog succesvol bevrijden, maar wanneer de eigenaar op de loer ligt zijn ze kansloos. Onderaan het matweb maakt de spin voor zichzelf een trechtervormige schuilplaats. Zo is ze onzichtbaar voor argeloze prooien, maar kan ze zich ook snel uit de voeten maken wanneer ze onheil ruikt.
Hangmatweb
Een hangmatweb lijkt wat op een matweb, maar dan eentje van een luie spin. Het bestaat uit gevoelig minder lagen en de spin zelf bungelt ondersteboven onder haar web. Vaak spinnen hangmatspinnen enkele extra draadjes naar overhangend begroeiing, om overvliegende insecten uit het lood te slaan. Wanneer die zo’n draadje raken, verliezen ze hun evenwicht en vallen ze op het onderliggende spinnenweb. Vervolgens zet de spin doorheen het web haar tanden in haar prooi om ze te vergiftigen. Hangmatwebben zijn goed zichtbaar wanneer ze bedauwd over grasmatten, struiken of andere structuren gedrapeerd zijn.
Galgweb
Hun slachtoffers onverwacht aan de strop hangen, dat is wat makers van een galgweb letterlijk doen. Ze spinnen kriskras allerlei draden tot een onordelijk web en spannen van daaruit stevige, kleverige draden tot op de grond. Kruipende insecten die tegen zo’n draad aanlopen, blijven eraan plakken. Door de schokken die gepaard gaan met hun pogingen om te ontsnappen, schiet de draad los en worden de slachtoffers in het galgweb gekatapulteerd. O.a. kogelspinnen zijn bij dit soort webben de beul van dienst.
Kaardeweb
Dit type spinnenweb kan verschillende vormen aannemen, maar één ding hebben ze allemaal met elkaar gemeen: de draden worden met een soort kam op de achterpoten ruw opgewold of ‘gekaard’. Een goed alternatief voor de kleefstof die sommige andere spinnen gebruiken, want insecten raken er net zo goed hulpeloos in vast. Kaardespinnen kunnen met hun hyperefficiënte web prooien vangen die merkelijk groter en sterker zijn dan henzelf. Met een gerichte beet op een strategische plek – bijvoorbeeld in de poot van hun slachtoffer – kunnen ze gif toedienen terwijl ze zelf uit de buurt van bijtkaken of steekangels blijven.
Struikeldraden
Bij dit spinnenweb is het niet de bedoeling om prooien te immobiliseren, maar louter om hun aanwezigheid te monitoren. Zesoogspinnen maken een spinselbuis waarin ze zichzelf terugtrekken, bijvoorbeeld in een boomschorsspleet of aan een bakstenen muur. Van daaruit trekken ze een resem struikeldraden op die vanuit het buisvormige spinsel uitwaaieren. Die bevinden zich nét ver genoeg van het vaste oppervlak om trillingen mogelijk te maken. Van zodra een prooi tegen een signaaldraad aanbotst, wordt de spin gealarmeerd. Met haar poten bepaalt ze de richting van haar avondmaal, waarna ze in een fractie van een seconde toehapt en het onfortuinlijke insect vervolgens haar woonplaats insleurt.
Vangdraden
Dit type spinsels kan je nauwelijks een web noemen, maar de draden dienen wel hetzelfde doel: brood op de plank brengen. Het is een strategie van de lijmspuiters, die een kleverige spinseldraad naar hun prooi toe spugen. Dat is opmerkelijk, want bij andere spinnen bevindt het spinapparaat zich aan het achterlijf. Eens geraakt, is het voor de prooi onmogelijk om nog aan zijn jager te ontsnappen.
Nog meer gespin
Er zijn ook spinnen die met de blote poten op jacht gaan en dus geen web nodig hebben, maar vaak gebruiken ze hun capaciteiten om te spinsels te maken toch nog voor andere doeleinden.
Eicocon
Om hun kwetsbare eieren te beschermen tegen invloeden van buitenaf, spinnen de meeste spinnen een dense eicocon. Die kan verschillende vormen aannemen en wordt ergens veilig opgehangen of meegezeuld voor meer kans op broedsucces.
Spermaweb
Mannetjesspinnen hebben geen penis, maar gebruiken hun ‘pedipalpen’ om sperma bij het vrouwtje af te leveren. Dat zijn twee tastorganen die zich vooraan het spinnenlijf bevinden. Maar het sperma komt wel degelijk uit hun achterlijf. Om het niet meteen kwijt te raken, spinnen mannetjesspinnen eerst een klein spermaweb. Daarop deponeren ze hun zaad, waar ze het makkelijk kunnen oppikken met hun pedipalpen, die uitgerust zijn met een ‘bulbus’ of zaadopslagplaats.
Inpakspinsel
Veel spinnen gebruiken hun spindraad niet alleen om prooien te vangen, ze pakken hen ook handig in wanneer ze verdoofd zijn. Zo kunnen ze hun vangst veilig bewaren voor een later hongertje.
Woonweb
Spinnen die ondergronds leven, pakken de wanden van hun woontunnel in met stevig spinsel. Vaak spannen ze enkele draden bovengronds om het contact met de buitenwereld niet te verliezen. Een heel speciaal woonweb is dat van de waterspin, die in een bolvormig web voldoende lucht vangt om een ondergedompeld leven te leiden.
Transportdraden
Met behulp van een lichte zijdedraad kunnen kleine spinnen gigantische afstanden afleggen. Ze vatten post op een hoog punt in de omgeving en wachten de ideale omstandigheden om zich te laten meevoeren door de wind. Zo leggen ze honderden meters in één ruk af!