Krijgen vogels nooit wintertenen?
Vogelpoten zijn slank, hebben geen dikke vetlaag en zijn meestal niet bedekt met veren. Hét ultieme recept voor wintertenen, als je het aan ons vraagt. Hoe kunnen ze dan toch zorgeloos doorheen de winter paraderen, rustend op een berijpte tak, op de uitkijk op een metalen lantaarnpaal of - oh horror - met de blote voeten in koud water? Noem het gerust ‘wondertenen’ waarmee onze gevleugelde vrienden uitgerust zijn!
Wintertenen vs. wondertenen
Dat van die wondertenen mag je letterlijk interpreteren. Binnenin een vogelpoot verloopt de bloedsomloop op een ingenieuze manier. Wetenschappers noemen dit systeem het ‘rete mirabile’, ofwel het ‘wondernet’. Je kan de werking ervan vergelijken met die van een warmtewisselaar van een warmtepomp: het warme bloed uit het lichaam stroomt in haarfijne bloedvaatjes vlak langs het koude bloed dat weer richting vogelhart stroomt. De twee bloedstromen liggen zo dicht bij elkaar, dat het warme bloed het koude weer opwarmt (en daarbij dus zelf warmte verliest terwijl het naar de tenen vloeit).
Op die manier wordt het totale warmteverlies beperkt en hebben de fijne vogelpoten te allen tijde een temperatuur die iets hoger ligt dan de omgevingstemperatuur. Hoe warmer de poten, hoe sneller ze immers warmte verliezen en dat is nefast voor de rest van het lichaam. In de zomer gebeurt trouwens het omgekeerde: dan voeren vogelpoten warmte af via het wondernet. De ader met ‘warm’ bloed ligt dan meer aan de oppervlakte van de poot, terwijl hij in de winter helemaal middenin ligt.
Vogelpoten hebben weinig warmte nodig
Een vogel lijkt dan wel blootsvoets door het leven te gaan, maar dat is niet helemaal waar. Op hun poten zit een dikke laag schubben, gemaakt van hetzelfde materiaal als onze haren en nagels: keratine. Groot voordeel: dit materiaal is vorstbestendig.
Maar het belangrijkste verschil met onze eigen voeten, is dat er in het onderste deel van vogelpoten geen energievretende spieren zitten. Hun tenen worden aangestuurd door een pees die bovenaan, in het wél bevederde deel, aan een spier gehecht is. Spieren hebben veel energie en dus een goede doorbloeding nodig, pezen niet. Een minimum aan bloedstroom is dus voldoende om vogeltenen niet te laten afvriezen, iets waar zoogdieren met koude, bespierde tenen veel sneller last van hebben.
Vogels op één poot
Al die voordelen ten spijt, zie je (water)vogels geregeld uitrusten op één poot of met beide pootjes knus tussen het dons gedrukt. En dat doen ze wel degelijk om te voorkomen dat ze té hard afkoelen of - erger nog - vastvriezen aan het ijs. Ze houden hun tenen lekker warm tussen hun buikveren of warmen hun poten afwisselend op tegen hun warme lichaam. Want als niets anders helpt, dan moet je wel 'handschoenen' aantrekken. Hoe ze erin slagen om (zelfs al slapend) niet om te vallen, kan je hier lezen.
Ben je benieuwd naar andere strategieën om de winter door te komen? Klik hieronder verder naar artikels over wintervacht, winterslaap en wintertrek.