Licht in de duisternis? Liever niet!
Hoewel de impact van nachtverlichting op de natuur al decennialang gekend is, worden onze nachten helderder met het jaar. “Hoog tijd om eens grondig na te denken over een ambitieuze ‘lichtvisie’ voor Vlaanderen. Een visie die niet alleen naar alternatieven zoekt, maar waarin we ook bestuderen of we al dat licht wel nodig hebben.”
Aan het woord is Mieke Hoogewijs, biologe en adviseur biodiversiteit van de Provincie Antwerpen. Ze gebruikt wetenschappelijke adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) over de gevolgen van lichtvervuiling, om te bekijken hoe er op beleidsniveau gesleuteld kan worden aan het belang van duisternis voor de biodiversiteit.
Biodiversiteitscrisis vraagt om effectieve maatregelen
Het doven van lichten is niet alleen goed voor de natuur, het is ook economisch interessant en goed voor het klimaat. “Maar de laatste tijd zien we meer en meer een ‘verledding’ van de maatschappij”, vult Mieke aan. “Led-lampen zijn goedkoop en energiezuinig waardoor het risico bestaat dat er meer van geplaatst worden dan nu het geval is. Een bijkomend probleem is dat die led-lampen doorgaans wit licht uitstralen. Dat bevat een veel breder spectrum aan golflengtes dan de traditionele, natrium lagedruklampen. Daardoor benaderen ze nóg beter echt daglicht, maar het wil ook zeggen dat nóg meer organismen er last van kunnen ondervinden.”
Hoeveel nadeel de natuur kan hebben van al dat licht, wordt pijnlijk duidelijk wanneer je kijkt naar het gedrag van insecten. In de wetenschappelijke literatuur vinden we voorbeelden van insecten die denken dat het zwarte asfalt van onze wegen water is, ze deponeren er zelfs hun eieren op waardoor hun voortplanting mislukt. Andere insecten vliegen zich letterlijk dood omdat ze straatlantaarns verwarren met maanlicht. En dat brengt dan weer andere soorten in gevaar, weet Mieke: “Wanneer het insectenbestand erop achteruitgaat, krijgen ook insecteneters het moeilijk, zoals vleermuizen. Maar ook dagactieve soorten hebben last van dat nachtelijke licht. Zo blijkt licht het slaapritme van koolmezen te verstoren. Het is een watervaleffect waarvan we de werkelijke omvang waarschijnlijk nog niet kunnen inschatten. Zowat de hele levende wereld is immers geprogrammeerd volgens het ritme van dag en nacht.”
Gelukkig is er één belangrijk lichtpunt: dit probleem kan je letterlijk oplossen door simpelweg meer lichten te doven.
“Heel wat overheden werken hard aan het opstellen en implementeren van hun groenvisie, maar soms wordt vergeten dat daar onlosmakelijk een lichtvisie bij hoort. Toch is die te belangrijk om niet in overweging te nemen. Door alleen licht te laten branden waar het echt nodig is, maak je impact. Zo’n beslissing komt zowel de biodiversiteitscrisis als de klimaatcrisis ten goede. Want led-lampen mogen dan wel zuinig zijn in gebruik, we mogen niet vergeten dat er een energiekost gepaard gaat met hun productie en installatie.”
Minder licht in het straatbeeld: hoe pak je dat aan?
In eerste instantie pleit Mieke ervoor om de huidige verlichtingsplannen te herbekijken: “Het heeft geen zin om een hele nacht licht te laten branden op plaatsen waar niemand komt. Dat kruispunten verlicht moeten worden, spreekt voor zich, maar op verkeersveilige stukken zijn er heel wat alternatieven. Het helpt bijvoorbeeld om voor een lichter gekleurd wegdek te kiezen of om reflecterende markeringen aan te brengen.” Op die manier zie je nog steeds waar je rijdt, zonder de natuur de hele nacht door te verstoren.
Er zijn ook voordelen verbonden aan het gebruik van led-lampen, weet Mieke. “Ze hebben meer technische mogelijkheden, je kan ze bijvoorbeeld makkelijker doven of dimmen. Je kan er bijvoorbeeld voor kiezen om in woonwijken zonder doorgaand verkeer vanaf een bepaald uur het licht uit te doen. Er bestaan ook slimme oplossingen, waardoor de lichten pas aangaan wanneer er verkeer opduikt. We moeten ook terug leren omgaan met de donkerte van de nacht: je ogen raken er snel aan gewend en je zal meer zien dan verwacht!”
Is er geen andere uitweg dan het licht aan laten, bijvoorbeeld om de verkeersveiligheid te garanderen, dan is er nog een andere optie om de biodiversiteitsdruk te verminderen: “Je kan de kleur van het licht aanpassen, zodat minder dieren er last van ondervinden. Zo weten we dat rood licht minder negatieve invloed heeft op vleermuizen, maar het is onbegonnen werk om dat voor elke diergroep te onderzoeken. Bovendien kan het toch nog nadelig zijn: de vleermuizen zien misschien geen rood licht, maar wat als hun predatoren, bijvoorbeeld uilen, dan net wél een heel goed zicht hebben?”
Donkere zones zijn cruciaal voor de biodiversiteit
Op sommige plekken is het eigenlijk zelfs verboden om licht te maken, weet Mieke: “Onze vleermuizen worden bijvoorbeeld wettelijk beschermd, je mag hen niet verstoren. Het zijn dieren die een gevarieerd landschap nodig hebben. Wanneer er plots een fel verlichte plaats in hun leefgebied ontstaat, geraken ze niet meer van hun rustplek naar hun jachtplek. We moeten ervoor waken dat we licht nooit inzetten als gemakkelijkheidsoplossing, onze biodiversiteit zal daar wel bij varen.”