Luid, luider, luidst
Geen moment beter dan De Dag van de Stilte om stil (!) te staan bij de strafste lawaaimakers in onze Belgische natuur. De echte luide rakkers vind je immers niet alleen in de tuin van de buren of op de werf om de hoek.
Eerst een beetje theorie. Geluiden zijn trillingen in de lucht die op ons trommelvlies vallen. Hoe luider een geluid, hoe meer energie die trillingen bevatten en hoe harder ons trommelvlies het te verduren krijgt. Om de sterkte van geluiden uit te drukken, worden decibels (dB) gebruikt. Geluid van 0 dB is nog net waarneembaar voor de mens. 50 dB, bijvoorbeeld tijdens een normaal gesprek, vinden we aangenaam, maar vanaf 100 dB wordt het minder prettig – in tegenstelling tot de fuif waar het wordt geproduceerd. Rond de 120 dB wordt geluid echt pijnlijk en zeer schadelijk. Als je geen directe gehoorschade wilt, luister je dus best niet zonder bescherming naar een opstijgend vliegtuig op 50 m afstand.
Zoogdieren - Door merg en been
Wie op een mooie nazomeravond het geluk heeft gehad om het geburl van edelherten te mogen aanhoren, vergeet het nooit meer. Vanaf eind september tot half oktober proberen bronstige mannetjes met veel vertoon en lawaai – het burlen of ‘bronstig loeien’ – een harem hinden voor zich te winnen en concurrenten af te schrikken. Knokpartijen tussen rivaliserende edelhertmannetjes zijn daarbij eerder regel dan uitzondering. De oerkreten van deze macho’s dragen erg ver en leveren edelherten terecht een plaatsje op bij de luidruchtigste bewoners van onze natuur.
Toch verdient volgens velen nog een ander zoogdier eremetaal wat lawaai maken betreft: de egel. Onverwacht, maar je leest het goed: het schelle geluid van dit schattige speldenkussen gaat door merg en been. Vooral als ze zich bedreigd voelen of bekvechten met soortgenoten, durven egels hun keel wagenwijd open te zetten. Een decibelmeter die er ooit vlakbij werd gehouden, gaf niet minder dan 100 dB aan!
Vogels - Het luide luchtruim
Weinig werelden zo vocaal als die van de vogels. Naast vliegtuigen en straaljagers zijn zij het die het Belgische luchtruim van decibels voorzien met hun gefluit, gekwaak, gekwetter, gekrijs, geklepper en gepiep. Sommige van onze gevederde vrienden kunnen echter bovengemiddeld luidruchtig uit de hoek komen.
Een klein bruin zangvogeltje dat steevast hoog op de ranking van luidste vogels prijkt, is de nachtegaal. Mannetjes laten tijdens voorjaarsavonden en -nachten, wanneer de vrouwtjes terugkeren uit tropisch Afrika, hun virtuoze concerten met jubelende, trillende fluittonen vol overgave horen. Die eindigen typisch in crescendo en kunnen in buurten met veel omgevingsgeluid zelfs tot 93 decibel pieken. De nachtegaal (Luscinia megarhynchos) heeft zowel zijn Nederlandse als wetenschappelijke naam niet gestolen: ‘galen’ betekent ‘lawaai maken’ in het Middelnederlands en megarhynchos staat voor grote (megas) snavel (rhunkhos), wat vermoedelijk op zijn machtige, krachtige snavelinstrument slaat.
Ook zilvermeeuwen kunnen er wat van. Onze Belgische kust zou nooit hetzelfde zijn zonder de vertrouwde meeuwenherrie boven de dijk: een combinatie van luidruchtig krijsen, klagen en jammeren. Tijdens de broedperiode veroorzaken meeuwen soms zo’n overlast dat gemeenten maatregelen moeten nemen: broedpogingen verhinderen met bijvoorbeeld netten of pinnen, en in extreme gevallen zelfs nesten of eieren verwijderen. De luidruchtige meeuwen hebben hun nut echter wel al eens bewezen. Een vrouw werd ooit uren wakker gehouden door luid feestende buren op een camping. Toen ze niet stiller wilden zijn, besloot ze wraak te nemen. Ze strooide de volgende ochtend brood op het dak van hun camper, waaraan een zwerm luidruchtige meeuwen zich een tijd lang met veel kabaal te goed kon doen. Dus, feestvierders: think twice!
De luidste vogel is echter geen van bovenstaande. Het is een schuchtere rietvogel, die door zijn prachtig gecamoufleerde verenkleed en typische ‘paalhouding’ niet eenvoudig tussen rietstengels te spotten is. Enkel zijn diep bassende ‘hoemp’ verklapt zijn aanwezigheid: de roerdomp. Je kan hem het best horen in de paartijd, wanneer het mannetje territoriaal uit de hoek durft komen en zijn erg ver dragende baltsroep – het ‘boemen’ – brengt.
Links: nachtegaal, midden: zilvermeeuw, rechts: roerdomp
Geen mythe voor het slapengaan
Lang, lang geleden hadden zowel de nachtegaal als de hazelworm elk één oog. Omdat de nachtegaal met twee ogen naar een bruiloft wilde gaan, stal hij het oog van de hazelworm. Belust op wraak, was de woeste hazelworm vastberaden zijn oog terug te stelen wanneer de nachtegaal sliep. Omdat hij in geen geval terug met één oog opgezadeld wilde worden, besloot de nachtegaal nooit meer te slapen. En hoe doe je dat, nooit meer in slaap vallen? Juist, door 's nachts luid en explosief te zingen.
Amfibieën - Een ergerlijke gast?
Heel wat eigenaars van zwem- en siervijvers (en hun buren) zullen dit volmondig beamen: groene kikkers maken een lawaai van jewelste. Daarmee behoren ze zonder enige twijfel tot de luidruchtigste - en voor sommigen zelfs tot de meest storende - kabaalmakers van onze natuur. Bij aanvang van de paartijd, typisch rond april, beginnen mannetjes hun zoektocht naar vrouwtjes. Dat doen ze door een haast onophoudelijk gekwaak te produceren dat door hun wangblazen wordt versterkt en dat vrouwtjes lokt. Dat kabaal wordt soms zo ergerlijk ervaren dat er klopjachten worden georganiseerd om groene kikkers te verwijderen. Net als alle andere amfibieën in België zijn groene kikkers echter beschermd en mogen ze dus niet gedood worden. Je kan ze wel vangen en ergens anders uitzetten, al heeft dat weinig zin, want groene kikkers migreren, dus er zullen steeds nieuwe exemplaren de vijver bezetten. Naast hun luidruchtige aard, zijn groene kikkers trouwens heel nuttig: ze eten stekende insecten op en ze bewijzen dat de vijver gezond is. Overweeg dus best eerst oordopjes alvorens tot actie over te gaan!
Een complexe boel
Eigenlijk is de groene kikker geen aparte soort, maar wel een verzameling van drie soorten: de poelkikker (de kleinste), de bastaardkikker (de middelste) en de meerkikker (de grootste). Deze drie soorten worden samengeplaatst in wat men ‘het groene kikkercomplex’ noemt, en zijn te onderscheiden op basis van kleur, grootte en enkele specifieke kenmerken aan de poten.
Insecten - Size doesn't matter
Dat grootte er niet altijd toe doet, wordt door een ultieme lawaaimaker uit het insectenrijk bewezen: de veenmol, een roodbruine krekel van ongeveer 4-5 cm groot. Met zijn molachtige voorpoten graaft het mannetje een gangenstelsel in een losse, vochtige bodem. Vervolgens gaat hij aan de ingang zitten en bereidt hij zich voor om een vrouwtje te lokken en te paren. Hij wrijft met zijn vleugels over elkaar en creëert een getjirp dat door het holle gangenstelsel wordt versterkt. Het geluid, dat te verwarren is met dat van de rugstreeppad, snor en nachtzwaluw, kan tot maar liefst 96 dB pieken, waarbij het de grond tot op een afstand van 20 cm doet vibreren. Ferme knapen, die veenmolmannen!