Waarom vriezen planten niet dood?
Kruip je even mee in een groene fantasie? Stel je voor: je wordt geboren ergens op aarde, in een seizoen met lange dagen, aangename temperaturen, lekker veel zon en af en toe een deugddoende regenbui. Je hebt het best goed, maar er is één minpunt: je kan niet bewegen. Je bent gedoemd om je hele leven op je exacte geboorteplek door te brengen. Je kan geen jas aantrekken, in een beschut hol onder de grond kruipen of naar het warme zuiden vliegen. Ook niet wanneer de winter eraan komt, de vrieskou toeslaat en je lichaamscellen dreigen te barsten van de kou.
Het uitdagende leven dat hierboven beschreven wordt, is niet louter een fantasie maar de barre realiteit voor planten in onze natuur. Hoe kouder het wordt, hoe meer kans op vorstschade. Omdat water uitzet wanneer het verandert in ijs, kunnen de plantencellen onherstelbaar openscheuren onder de druk. Maar ook het vocht tussen de cellen moet vloeibaar blijven, anders droogt de plant uit. En er loert ‘s winters nog meer droogtestress om de hoek: de lage luchtvochtigheid maakt dat planten sneller water verdampen en bij grondvorst (en zelfs al bij temperaturen onder de 4 tot 6°C) kunnen ze geen water uit de bodem opnemen. Gelukkig hebben planten doorheen de evolutie verschillende manieren ontwikkeld om koude periodes succesvol te overbruggen.
Waterverlies vermijden
Een tactiek die vooral door bomen en struiken ingezet wordt, is het stopzetten van de watertoevoer. Om te voorkomen dat er in de winter problemen optreden, laten loofbomen in de herfst reeds hun bladeren vallen. De verdamping van water valt dan stil, waardoor er geen nieuw water hoeft opgepompt te worden. Dat ook de groei daardoor tijdelijk stilvalt, is een onvermijdbaar neveneffect.
Wat weinig mensen weten, is dat bomen en struiken de winter in gaan met kant-en-klare knoppen aan hun takken. Daarin zitten volledig afgewerkte bloemen of bladeren, maar dan nagenoeg zonder water erin. Het water dat er wél in zit, is rijk aan suiker waardoor het minder snel bevriest. Schubben aan de buitenkant voorkomen dat het water zomaar zou verdampen.
Groenblijvende bomen hebben een andere strategie. Naaldbomen hebben zulke kleine ‘bladeren’, dat ze kunnen blijven hangen in de winter omdat ze zo weinig water verdampen. Net zoals hulst en klimop hebben ze ook een laagje was op hun bladeren liggen, dat zoals lippenbalsem uitdroging voorkomt. Het grote voordeel is dat zij in de lente geen extra energie hoeven te steken in het aanmaken van nieuwe bladeren.
Ook mossen blijven groen in de winter. Ze leven dicht op elkaar in grote ‘kussens’, waartussen de luchtvochtigheid hoog gehouden wordt. Daardoor blijft de verdamping beperkt, ondanks de droge omgevingslucht. Daarmee beschermen mossen niet alleen zichzelf tegen uitdroging, maar ze houden ook de bosbodem gezond nat.
Warm onder de grond kruipen
De bovengrondse delen van veel kruidachtige planten sterven ‘s winters af. De plant trekt zich terug onder de grond, zoals dieren in een winterslaap gaan.
Soms blijft er nog een klein stukje groen over boven de grond: de wortelrozet. Die beschermt zich tegen weer en wind door zich plat tegen de grond aan te drukken. Door zich laag en breed te maken, vangt de plant zoveel mogelijk warm zonlicht op om te kunnen overleven.
Meestal blijft enkel het ondergrondse deel in leven, in de vorm van wortelstokken, knollen of bollen. Daarin kan de plant reservevoedsel opslaan om vroeg in de lente alweer te beginnen groeien.
Rozet van kleine teunisbloem
Alles voor het nageslacht
Tenslotte zijn er nog de planten die helemaal niet overwinteren en tóch zie je ze elk jaar opnieuw opduiken. Zij doen de moeite niet om hun nageslacht te leren kennen en laten hen in zaadvorm aan hun lot over. Maar als zaadje zijn ze wél goed bestand tegen barre weersomstandigheden en nog veel meer waanzinnige avonturen. Sommige zaden drijven kilometers ver op het water, worden opgegeten en weer uitgekakt, klitten vast aan dierenvachten of laten zich meevoeren met de wind. Zulke eenjarige planten zijn dus allesbehalve aangepast aan de kou, maar hun zaden wachten geduldig op betere tijden om te ontkiemen.