Knautiabij op beemdkroon
Waarom zitten wilde bijen in de rats?
Van de 403 bijensoorten die in ons land voorkomen (hommels inclusief), zijn er meer dan de helft in min of meerdere mate bedreigd. Dat is een groot probleem, want de beestjes helpen bij de voortplanting van zowel planten in onze natuur, als van belangrijke voedselgewassen. Het bijenprobleem belangt dus iedereen aan: als we het tij niet kunnen keren, dreigt er een nooit geziene biodiversiteitscrisis én komt onze voedselvoorziening letterlijk in het gedrang.
Om te weten hoe groot het probleem precies is, kloppen we virtueel aan bij entomoloog/insectenkenner Peter Berx. Peter houdt zelf een volk honingbijen, maar is minstens even begaan met het lot van hun wilde familieleden: “Meer en meer mensen willen gaan imkeren als ze horen dat het slecht gaat met de bijen. Maar voor de bestuiving is er niks belangrijker dan het in stand houden van de wilde bij. Ik hoorde ooit iemand de vergelijking maken dat honingbijen houden omdat de bijen het slecht doen, hetzelfde is als een kippenkwekerij opstarten omdat het wilde vogelbestand achteruitgaat. Ik kan me daar alleen maar bij aansluiten.”
Goede plekjes voor bijen verdwijnen
Er zijn verschillende oorzaken aan te duiden voor de achteruitgang van de bijen. Als eerste kaart Peter habitatverlies aan: “Sommige bijensoorten zijn heel kieskeurig in hun voedselkeuze. De knautiabij (hoofdingsfoto) bijvoorbeeld, is volledig afhankelijk van beemdkroon. Plaatsen waar die plant in overvloed groeit, worden steeds schaarser. Wanneer zo’n gebied verdwijnt, betekent dat het doodvonnis voor een heleboel knautiabijen.”
Je zou kunnen denken dat generalisten die bij allerlei soorten bloemen op bezoek gaan, zoals honingbijen en metselbijen, veerkrachtiger zijn. Maar dat weerlegt Peter meteen: “Telkens er ergens een industriezone opgetrokken, een straat aangelegd of een huis gebouwd wordt, verdwijnt er een heleboel natuur onder bakstenen en beton. Als er bij dat huis dan ook nog eens een tuin hoort met minutieus getrimde hagen en een kortgeschoren gazon, hebben bijen daar niks aan. Sommige tuinen staan wél vol met bloemen, maar dan met uitheemse soorten of soorten die geselecteerd zijn op uiterlijk (zoals goed gevulde rozen) waar nauwelijks geschikt voedsel in te vinden is. Bovendien verdwijnen ook de nestplaatsen van bijen als sneeuw voor de zon. Je kan dan nog goedbedoeld een bijenhotel ophangen, maar 70% van de bijensoorten leeft in holen onder de grond.”
De zwart-rosse zandbij nestelt onder de grond
Het gebrek aan nestplaatsen is trouwens ook de reden dat de honingbij nog nauwelijks in het wild voorkomt. Peter: “Er zijn wereldwijd 7 soorten honingbijen en de Europse honingbij die hier oorspronkelijk woonde is de Apis mellifera mellifera. Maar ik vermoed dat momenteel meer dan 99% van de honingbijen in ons landschap gedomesticeerd zijn. Van nature maken ze hun nest in holle bomen, maar die zijn er nog amper.”
Weinig variatie is nefast voor de bijen
Een tweede probleem waar bijen op stuiten, is dat het landschap minder varieert dan vroeger. “Waar landbouwers in het verleden aan teeltrotatie deden en verschillende gewassen kweekten, zien we nu meer en meer monoculturen. Denk bijvoorbeeld aan de grote fruitboomgaarden: enkele weken lang worden ze druk bezocht door bijen, maar de rest van het jaar is er nauwelijks voedsel te vinden. Wanneer aan de voet van de bomenrijen ontluikende madeliefjes en paardenbloemen dan ook nog eens gemaaid worden, verandert het landschap er in een soort ‘groene woestijn’.”
Voor honingbijen, die het hele jaar rond bloemen bezoeken, is ook de continuïteit van belang. Peter somt op hoe hun tijdlijn eruitziet: “Het bijenjaar start met de voorjaarsbloeiers, zoals het sneeuwklokje en de krokus. Dan komt de wilg in bloei gevolgd door achtereenvolgens fruitbomen, acacia en linde. Daarna komen de tuinbloemen aan de beurt en in het najaar bezoeken honingbijen klimop en andere herfstbloeiers. Als één schakel ontbreekt, bijvoorbeeld door het verbannen van de exotische acacia uit het landschap, ontstaat er een gat in die tijdlijn en wordt de honingbij hard getroffen.”
Roodgatje
Zijn parasieten de grote boosdoener?
Misschien hoorde je al van de varroamijt, een parasiet die slachtoffers maakt onder de honingbijen. Al is dat probleem relatief, volgens Peter: “Natuurlijk is de varroamijt een belangrijk probleem voor imkers, maar wilde bijen hebben er nauwelijks onder te lijden. De natuurlijke bestuiving komt er dus niet door in het gedrag, want laten we wel wezen: bestuiving gebeurt nog altijd liefst en vooral door wilde bijen. Die laatsten hebben ook wel eens last van parasieten, maar ze zullen er niet door uitsterven. Zoals dat wel vaker gaat in de natuur, houden parasiet en gastheer elkaars bestaan in evenwicht. Parasieten die een ganse soort uitroeien, hebben geen bestaansreden meer en zorgen voor hun eigen ondergang.”
En hoe zit het nog met pesticiden?
Er is het laatste decennium veel te doen geweest om de neonicotinoïden, vertelt Peter: “Die insecticiden hebben niet alleen effect op plaaginsecten, maar op alle insecten die in contact komen met de behandelde plant. Ze verstoren de zenuwimpulsen van het insect, wat uiteindelijk dodelijk kan zijn.” Het gebruik ervan is tegenwoordig aan strenge regels onderworpen, net omdat het zo’n schadelijke effecten heeft op ons ecosysteem. Particulieren mogen geen neonicotinoïden gebruiken en landbouwers enkel onder strenge voorwaarden, bijvoorbeeld in serres. Helaas zijn sommige van die producten wél nog steeds toegestaan in België.
Peter ziet een belangrijke rol weggelegd voor de landbouwers, die uiteindelijk ook moeten rekenen op de hulp van bestuivers voor hun broodwinning: “Vroeger werd vaak een heel rigide bestrijdingssysteem gebruikt, waarbij gespoten werd op vaste dagen van het jaar. Tegenwoordig wordt daar veel beter over nagedacht en telt een goede landbouwer hoeveel plaaginsecten aanwezig zijn op zijn planten. Zolang die hoeveelheid onder een bepaalde drempelwaarde blijft, is de schade te beperkt om op te treden. Wordt de drempelwaarde toch overschreden, dan probeert hij eerst of of natuurlijke bestrijdingsmiddelen soelaas kunnen bieden. Alleen als het echt niet anders kan, worden nog insecticiden gebruikt. Ook de gemeentebesturen gebruiken geen pesticiden meer. De impact van pesticiden op ons bijenbestand is volgens mij dus veel minder groot dan het effect van habitatverlies en de achteruitgang van de biodiversiteit.”
Wat kunnen we zelf doen voor onze wilde bijen?
Om zelf een steentje bij te dragen aan de bijenproblematiek, vragen we Peter om af te sluiten met enkele concrete tips:
- Maak van je tuin geen betonnen of groene woestijn. Hou hem wild, met veel inheemse bloemen en ruige plekjes. Hoe meer variatie, hoe blijer de bijen!
- Maai je gras niet te kort en geef bloemen de kans om tot bloei te komen.
- Als je een insectenhotel ophangt, doe het dan goed: op een zonnige plek, uit de wind, stevig verankerd en in de buurt van een gevarieerd bloemenbuffet. Gebruik geen naaldhout, want dat beschadigt de kwetsbare vleugels van bijen. Denk ook aan bijen die in de grond nestelen, door verharde oppervlakken te beperken.
- Koop je honing lokaal. Imkers uit de buurt hebben er alle baat bij dat ook wilde bijen aan hun trekken komen. Door hun honing te kopen, steun je dus eveneens de wilde populatie aan bijen.