Het nachtleven van vlinders
Je kent ze misschien beter als ‘motten’, maar die naam doet deze prachtige diertjes geen eer aan. Want onze nachtvlinders zijn stuk voor stuk pareltjes, even kleurrijk en sierlijk als hun dagactieve neven en nichten. Wie er oog voor heeft, kan bij het vallen van de duisternis prachtige exemplaren voorbij zien fladderen!
Met een lichtval vang je makkelijk honderden motten op één nacht. Niet moeilijk, in België zijn er meer dan 2000 soorten, terwijl er slechts een vijftigtal dagvlindersoorten leven.
Wapenwedloop
Motten waren er dan ook eerst: ze vliegen al zo’n 190 miljoen jaar rond in onze natuur. Pas 50 miljoen jaar geleden zijn daaruit de dagvlinders geëvolueerd. Waarschijnlijk begonnen sommige nachtvlinders ook overdag te vliegen om vleermuizen te ontwijken, die in dezelfde periode hun methode om ‘s nachts te jagen verfijnden. Net zoals een sonar, gebruiken vleermuizen (hoge) geluiden om hun prooi op te sporen.
Het gebeurt wel vaker in de natuur dat roofdier en prooi samen evolueren. Nachtvlinders en vleermuizen zijn een schoolvoorbeeld van zo’n wapenwedloop, omdat ze zich op verschillende manieren aan elkaar hebben aangepast. Zo ontwikkelden motten oren om de hoge geluiden van vleermuizen te onderscheppen. Sommige leerden de geluiden van de vijand na te bootsen door bepaalde lichaamsdelen tegen elkaar aan te wrijven. En de harige bontjas van bepaalde nachtvlinders doet dienst als een soort ‘onzichtbaarheidsmantel’ die ondoordringbaar is voor de vleermuisradar.
Het grote verschil
Je zou kunnen zeggen dat dagvlinders overdag vliegen en nachtvlinders ‘s nachts, maar zo eenvoudig zit onze natuur niet in elkaar. Ook overdag kan je vlinders met een typisch ‘mot-uiterlijk’ waarnemen, zoals de kolibrievlinder en de sint-jansvlinder. En toch kunnen de meeste mensen bij de eerste aanblik zeggen dat het om een nachtvlinder gaat. Let bijvoorbeeld eens op de voelsprieten: bij een dagvlinder eindigen die typisch in een klein knopje, nachtvlinders hebben eenvoudiger antennes.
Maar het meest opvallende verschil zie je aan de vleugels. Een nachtvlinder rust uit met de vleugels opengeklapt, waarbij de voorvleugels over de achtervleugels liggen. Het ziet eruit als een minuscuul driehoekig tentje, perfect gecamoufleerd in de omgeving. Komt er toch een vijand, dan kunnen sommige soorten die afschrikken door de felgekleurde achtervleugels te tonen. Dagvlinders rusten met de vleugels dichtgeklapt. Bij het zonnen zijn de vleugels wel gespreid, maar dan zie je zowel voor- als achtervleugel.
Aangepast aan de nacht
Nachtvlinders zijn vooral actief tijdens zwoele zomernachten, want ook zij profiteren van warmte om te kunnen vliegen. Vanaf 20°C spreken we van een goede nachtvlindernacht (en daarmee hebben we meteen een kandidaat voor het woord van het jaar). Maar ook in de herfst en zelfs in de winter kan je nog nachtvlinders zien.
Ze zijn dan ook perfect aangepast aan het kille nachtleven. Ze shaken als het ware om het lekker warm te krijgen. Hun dikke, behaarde achterlijfje houdt de warmte goed vast, zodat de vliegspieren niet snel afkoelen. En ze hebben een uitstekend reukorgaan: sommige nachtvlinders kunnen met hun antennes één molecule van het feromoonparfum van een vrouwtje ruiken vanop meer dan 10 km afstand! Da’s handig, als je geen poot voor ogen ziet.
Zonder eten naar bed
Bij al die verschillende soorten nachtvlinders kan je diverse eetpatronen ontdekken. Veel motten hebben – net zoals dagvlinders – een opgerolde tong of zuigsnuit waarmee ze nectar drinken rechtstreeks uit het hartje van een bloem. Maar er zijn ook heel primitieve motten, die net zoals rupsen bijtende kaken hebben om o.a. stuifmeel te eten. Uit die oermotten zijn al onze andere vlinders ontstaan. En dan zijn er nog de motten zonder eetorgaan. Die arme stakkers kunnen niets eten en teren op de energie die ze als rups hebben opgedaan. Er is hun dan ook geen lang leven beschoren als vlinder, dat enkel bestaat uit paren en eieren leggen.