Ga naar main content
toekomstbeeld-scheldetunnel-tunnelmond-linkeroever-1.png
Lantis

Hoe wordt de natuur beschermd vóór en tijdens de Oosterweelwerken?

De realisatie van de Oosterweelverbinding in Antwerpen is een ambitieus project met een ongeziene omvang. Om het uiteindelijke doel te bereiken – een meer leefbare, groenere stad creëren voor alle omwonenden – zijn jarenlange werken met bijbehorende ‘collateral damage’ aan de omgeving helaas onvermijdelijk. Daarom is alles in het werk gesteld om de bestaande natuur zo goed mogelijk te beschermen en te herstellen en de impact van de werken te milderen, zowel vóór als tijdens de werken. Sommige ingrepen vinden nu pas plaats, terwijl andere al jaren geleden in gang gezet werden. Koen Maes, expert natuur bij Lantis, geeft een overzicht van de belangrijkste ondernomen initiatieven.

Vóór aanvang van de werken

Aanleg slikken- en schorrengebied Burchtse Weel

Koen Maes: “Als compensatie voor de onvermijdelijke natuurschade van de werken die door de tunnel in de Schelde gingen plaatsvinden, werd dit slikken- en schorrengebied een tiental jaar geleden al aangelegd. Hiervoor werd een nieuwe sluis gebouwd, waardoor het Scheldewater bij hoogtij naar binnen en bij laagwater weer naar buiten kan stromen. De buitendijkse natuur is immers beschermd vanuit Europa. Door binnendijks een buitendijks gebied aan te leggen, hebben we de potentiële schade bij voorbaat gecompenseerd én tegelijk een waardevol gebied gecreëerd dat zijn nut zal bewijzen in geval van overstromingen. Een omvangrijke onderneming, maar bij het ontwerp van de Oosterweelverbinding is wel degelijk rekening gehouden met projecten van die schaalgrootte.”

Aanleg slikken- en schorrengebied Weel van Farnese

Koen: “Om de tunnel onder de Schelde te kunnen bouwen, is het noodzakelijk om de dijk tijdelijk te verwijderen. Eerst wordt wat meer naar achteren een nieuwe dijk gebouwd, zodat vervolgens de bestaande dijk kan afgebroken worden om het tunnelelement te plaatsen. Vroeger bevond zich hier het Weel van Farnese – een dijkdoorbraak uit de tijd van de Spaanse overheersers – waar het water hevig kolkend binnenstroomde en een diepe put creëerde. Al het slib bezonk op de bodem van de put, wat die heel onstabiel maakte. Net op het punt waar nu de nieuwe dijk moest gebouwd worden … Daarom wordt ook deze dijk meer naar achteren getrokken en komt er buitendijks nog eens achttien hectare (deels bebost) slikken- en schorrengebied bij.”

Heraanleg van Middenvijver en Het Rot

Koen: “De jarenlange verstoring door de aanleg van de Scheldetunnel kon ook een negatief effect hebben op Blokkersdijk, een natuurgebied dat op Europese schaal beschermd is als vogelrichtlijngebied voor watervogels. Daarom moesten we vooraf op korte afstand een vervanggebied aanbieden, waar de vogels tijdens de duur van de werken naar kunnen uitwijken: Middenvijver was een feit. Helaas bood deze aangelegde vijver niet de oplossing waarop we gehoopt hadden ... Al snel werd het een geliefkoosde plek voor hondenliefhebbers om op een warme zomerdag te komen wandelen én hun hond te laten zwemmen. Dat was niet naar de zin van de aanwezige eenden, die zich al gauw uit de voeten maakten. Om dit probleem te omzeilen, wordt op de zandvlakte in het oostelijke deel van het Rot een hondenlosloopzone ingericht, compleet met twee nieuw aangelegde zwemvijvers. Zo kunnen honden toch een plonsje wagen zonder de watervogels te verstoren. Rond Middenvijver wordt vervolgens een omheining geplaatst, zodat wandelaars het gebied met rust laten en de natuur zich kan herstellen.” 

Herlocatie van de rugstreeppad

Verplaatsen van de rugstreeppadden
Lantis
Verplaatsen van de rugstreeppadden

Koen: “Aan de overkant van de Schelde, waar de tunnel zal uitkomen op Rechteroever, bevindt zich een grote ‘zandbak’. Hier zou op termijn een werfzone met loodsen komen. Dit bleek echter de woonplaats van een populatie van zo’n 3.500 rugstreeppadden te zijn. Een droge bedoening voor een pad, denk je misschien, maar een ondiepe regenplas is al voldoende voor deze zeldzame, Europees beschermde soort om zich te kunnen voortplanten. Om te vermijden dat de padden hinder ondervinden door de werken, hebben we op het terrein een klein, vierkant vijvertje gegraven en omringd door golfplaten – de ideale schuilplek voor deze nachtactieve amfibieën. Wij hoefden overdag enkel de platen op te heffen en de padden in emmers te scheppen, om ze vervolgens in de Bospolder in Ekeren weer vrij te laten. Een eerder kleine ingreep die toch een snel en mooi resultaat oplevert, dat is altijd leuk om te zien.”

Beperkte herlocatie van fauna in de Tophatgracht

Koen: “Omdat de Scheldetunnel dwars door de Tophatgracht heen zal lopen – tussen Blokkersdijk en Sint-Annabos – waren ook hier aanpassingen nodig. Zo is de zijarm van de Tophatgracht intussen gedempt, net als alles ten zuiden van de aantakking met de Palingbeek. De amfibieën en vissen die in de beek leven, hebben we op voorhand afgevist aan de hand van elektrovisserij. Hierbij sturen we een kleine hoeveelheid stroom door het water, zodat alle levende wezens tijdelijk verdoofd worden, boven komen drijven en makkelijk opgeschept kunnen worden om hen te verplaatsen. Ver weg moesten ze niet emigreren: in het hoofdkanaal van de Tophatgracht werden alle dieren weer vrijgelaten. Zo konden we de bestaande natuurwaarde relatief makkelijk in stand houden.”

Verplaatsing van orchideeën

Koen: “Ook onze inheemse flora mogen we niet vergeten. Denk maar aan de wilde orchideeën, een groep van zeldzame en beschermde planten met slechts enkele kleine populaties in ons land, waaronder op Linkeroever. Deze orchideeën werden integraal – met graszoden en al – verplaatst naar een andere locatie, aan de hand van een nieuwe techniek die in België nooit eerder toegepast was. Ook op Rechteroever, in de omgeving van het Noordkasteel, kwam een populatie voor die moest wijken omwille van de werken. Daar is in eerste instantie gedacht aan ofwel translocatie, ofwel het verzamelen van zaden om de planten opnieuw op te kweken in een labo. Uiteindelijk is echter gekozen voor een derde piste, die nog eenvoudiger uit te voeren was: de plannen aanpassen. De voorziene werfzone, die voor de aannemer nochtans ideaal gelegen was, hebben we simpelweg uit de plannen gehaald.” 

Translocatie van de orchideeën op Linkeroever
Lantis
Translocatie van de orchideeën op Linkeroever

“Anderzijds zijn we sommige planten net liever kwijt dan rijk. Door onze inspanningen om de Japanse duizendknoop – een invasieve, uitheemse soort – te verwijderen, hebben we de natuurwaarde van het gebied kunnen opkrikken en vermeden dat het vele grondverzet een negatieve impact creëerde. Zo hebben we ineens het leefgebied voor heel wat soorten hersteld.”

Tijdens de werken: nestcompensatie voor gerooid bos

Koen: “In het Sint-Annabos op Linkeroever werd een deel van de bomen gekapt. Bepaalde vleermuizen, maar ook een rijk arsenaal aan holenbroeders maken hun nesten graag in de spleten en gaten van een holle boom. Bomen met zo’n ‘bewoner’ werden op een ander moment gerooid dan de gewone kappingen, om schade aan deze soorten te voorkomen. En om het tijdelijk verlies aan habitat voor de aanwezige vogels en vleermuizen te compenseren, werden per hectare gekapt bos tien nestkasten opgehangen in de omgeving, bij wijze van alternatieve broed- of verblijfplaats. Als extra milderende maatregel wordt er bovendien enkel gekapt buiten het broedseizoen. Ook voeren we voorbereidend vleermuizenonderzoek uit met warmtecamera’s en endoscopen. Zo zijn we zeker dat er geen vleermuizen meer in de te rooien bomen wonen.”

“Als we de infrastructuurwerken op Linkeroever niet meetellen en enkel kijken naar de omgeving rond de Scheldetunnel en op Rechteroever, gaat het om een zestigtal hectare te rooien bomen, wat dus zeshonderd nestkasten betekent. Ongeveer driekwart van die nestkasten is bedoeld voor vogels: grotere verblijven voor kauwen en bosuilen (waar in de praktijk vooral de holenduif gebruik van maakt) en kleinere kastjes voor boomkleversboomkruipers en allerhande mezen bijvoorbeeld. De kasten zijn gemaakt uit duurzaam houtbeton, omdat ze de hele duur van de werken moeten meegaan – en zelfs nog langer, want het duurt al gauw twintig jaar voor een boom groot genoeg is om spleten en gaten te krijgen waarin een vogel kan nestelen."

"Voor de vleermuizen wordt onder andere gebruik gemaakt van een betonnen replica van een boomstam, met een diameter van zo’n 30 tot 40 centimeter en een hoogte van ten minste een halve meter. De ruwe, houten lamellen aan de binnenkant, waartussen de vleermuis kan schuilen, doen wat denken aan honingraten. De dikte van de wanden of de aanwezigheid van isolatie maakt het verschil tussen zomer- en winterverblijven.”

“Worden deze nestkasten effectief gebruikt? Dat proberen we te achterhalen aan de hand van monitoring. Bij vleermuizen is het aantal gebruikte kasten eerder laag, al hebben we wel degelijk enkele dieren aangetroffen – ook in vogelkastjes trouwens. Omgekeerd vinden we evengoed vogels die hun nestje gemaakt hebben in een vleermuizenkast. Het belangrijkste is dat ze gebruikt worden, en in totaal komen we toch aan een tiental vogelsoorten die in de opgehangen nestkasten schuilen of broeden. 

Strikt beleid voor de oeverzwaluw

Strikt beleid voor de oeverzwaluw

Koen: “Natuurbehoud staat begrijpelijkerwijs niet bovenaan het lijstje met prioriteiten van de doorsnee aannemer. Wanneer wij dan komen aandraven met het voorschrift om tijdelijk geen rechte zandwanden te creëren gedurende het broedseizoen van de oeverzwaluw, dan moeten we samen op zoek naar de beste oplossing voor werf en dier. Van april tot augustus een werf zomaar stilleggen, voor een aannemer is dat uiteraard verre van ideaal. Als alternatief stellen we dan ook steeds voor om de wand af te schuinen of met een plastic zeil af te dekken, zodat de oeverzwaluwen er geen nesten in kunnen bouwen. Zelf voorzien we ook een grote zandberg waar de vogels wél in mogen nestelen en een kunstmatige nestkast met plaats voor wel vijftig nesten ter hoogte van de Scheldetunnel. Zo kunnen we hen hopelijk wegleiden van de werf.”

Meer over


Gerelateerde artikels