Waarom hupt de ene vogel en stapt de andere?
De meeste zangvogels huppen rond met hun twee pootjes tegelijk in de lucht, terwijl o.a. spreeuwen, ganzen en kraaien hun pootjes één voor één neerzetten. Waarom hebben vogels zo’n verschillende strategie ontwikkeld om zich over land voort te bewegen? Die vraag stuurde Onze Natuur-fan Bart in naar redactie@onzenatuur.be en hieronder ontdek je het antwoord.
Kort door de bocht zijn het inderdaad de kleinere, lichtere vogels die al springend door het leven gaan, terwijl zwaardere vogels stappen of zelfs lopen. Dat is voor beide groepen energetisch de meest gunstige manier om over de grond van A naar B te geraken, maar daarmee is nog niet alles gezegd over de wandeltechniek van vogels.
Huppende vogels zijn meestal klein van gestalte, hebben korte poten en brengen hun leven vooral hoog in struiken of bomen door. Ze zijn het gewend om van tak naar tak te springen, dat gaat veel vlotter dan poot per poot over een tak dansen zoals een circusartiest over een slappe koord. Omdat hun poten geperfectioneerd zijn om te huppen, doen ze datzelfde kunstje gewoon nog eens over wanneer ze op de grond belanden. Veel tuinvogels gebruiken die strategie: hou maar eens in de gaten hoe mussen, vinken en mezen door je borders scharrelen.
Natuurlijk zijn er ook uitzonderingen die de regel bevestigen. Kwikstaarten bijvoorbeeld - eveneens kleine zangvogels - stappen in plaats van te huppen. De reden daarvoor is eenvoudig: ze zoeken op de grond naar insecten en bewegen zich navenant voort. Stappen gaat trouwens ook sneller dan huppen, zelfs al brengt één sprongetje je verder dan een aantal passen. Daarom schakelen merels bijvoorbeeld over van huppen naar lopen wanneer ze zich rap uit de voeten maken.
Grotere vogels die meer tijd op het aardoppervlak doorbrengen, zoals kwartels, kieviten en kraaien, gaan om dezelfde reden stappend door het leven. Zouden ze met hun zware lichaam de hele tijd springen, dan zouden ze véél te veel energie verbruiken. Beter is het om altijd één voet aan de grond te hebben en met hun langere poten kunnen ze per pas meer afstand overbruggen. Bovendien vallen ze springend sneller op dan wanneer ze lopend dekking zoeken richting struikgewas. De uitzonderingen? Gaaien zijn ondanks hun grote gestalte fervente hoppers. Ze zitten dan ook merkelijk vaker in bomen dan andere kraaiachtigen.
Aan de waterkant hebben vogels vaak extra lange poten ontwikkeld om efficiënt door het water te kunnen waden. Ook dat zijn fervente stappers: met één pas overbruggen ze een grote afstand. En zeg nu zelf: springen op zo’n lange stelten, dat zou er maar slungelig uitzien. Toch vind je ook daar soms vogels met kortere poten. Omdat ze zich snel uit de voeten moeten kunnen maken wanneer de golven binnenrollen, kiezen ook kortpotige strandvogels voor de loopstrategie.
Stuur jouw vraag in
Heb jij je altijd al afgevraagd of er ook zwarte bloemen bestaan, waarom een specht geen hoofdpijn krijgt en of vissen ook scheten laten? De redactie van Onze Natuur gaat op zoek naar serieuze antwoorden op originele vragen. Heb jij een idee? Stuur jouw vraag in via ons contactformulier en wie weet prijkt het antwoord binnenkort op deze pagina!
Contactformulier